Constructie en werking
. Constructie en werking
. Temperatuurregelaar
De temperatuurregelaar bestaat uit het re-
gelventiel en de daarop geschroefde
thermostaat type 2430 K.
Het ventiel bestaat in wezen uit het ventiel-
huis, de zitting en de ontlaste klep. De ty-
pen 43-5 (binnendraad) en 43-7 (buiten-
draad of flensbehuizing) sluiten bij toene-
mende temperatuur, bij het type 43-6 is de
klep omgekeerd opgesteld en opent deze
bij toenemende temperatuur.
De thermostaat bestaat uit een stelbalg, set-
pointveer, verbindingsleiding en tempera-
tuursensor.
.2 Uitvoering met veiligheidsther-
mostaat
Wanneer op het ventiel of de regelaar een
veiligheidsthermostaat type 2439 K/2403
K wordt gemonteerd, dan ontstaan uitvoe-
ringen als veiligheidstemperatuurbegrenzer
ST of veiligheidstemeperatuurbewaking
TR/ST .
Details vindt u in het inbouw- en bedienings-
voorschrift E 2185.
.3 Uitvoering met dubbele aan-
sluiting
Voor de registratie van een extra gemeten
waarde kan de temperatuurregelaar wor-
den voorzien van een dubbele aansluiting
met extra thermostaat.
Details vindt u in de E 2176.
B 2172 NL
4
Werking:
De temperatuurregelaar werkt volgens het
adsorptieprincipe. De temperatuur van het
te regelen medium genereert in de sensor
een druk die overeenkomt met de momente-
le waarde. Deze druk wordt via de verbin-
dingsleiding (10) naar het arbeidslichaam
(13) overgedragen en omgezet in een stel-
kracht.
De verstelling volgt via de stelbalg (9) en de
arbeidslichaamstift (12) op de klepstang en
klep (3).
Door verdraaien van de setpoint-insteller (8)
wordt via de veer (7) het aanspreekpunt ver-
anderd. Dat heeft tot gevolg, dat de klep de
slag binnen een hoger of lager, door de
sensor geregistreerd, temperatuurbereik
doorloopt.
Opmerking;
Thermostaten zoals het type 2430 K, die
werken volgens het tensieprincipe zijn be-
schreven in de EB 2430-3.