11
— Zet de netschakelaar „0— ti" (SK1, fig. 1) in stand „0".
— Verbind de netingangsbus via het meegeleverde netsnoer met het
net.
— Controleer of de meterwijzer op nul staat; stel eventueel de wijzer
met behulp van de zwarte schroef aan de voorzijde van het appa-
raat (boven de meetgebiedenschakelaar) op nul in (mechanische
nulinstelling, zie fig. 1).
Bediening
0
Voor de functies van de knoppen en aansluitbussen, zie fig. 1.
A. INSCHAKELEN
Schakel het apparaat in door de netschakelaar (SK1) in stand „~" te
plaatsen. Het signaallampje LA1 aan de voorzijde gaat nu branden.
Na ca. 15 minuten heeft het apparaat de vereiste stabiliteit bereikt.
B. INSTELLINGEN VÓÓR HET METEN
Deze instellingen dienen in onderstaande volgorde te worden
ver-
richt.
1. Vooruitslag
Sluit de bussen „0,1 mV . . . 10 mV"
(BU2)
en „1"
(BU1)
kort.
Zet de meetgebiedenschakelaar
(SK2) in stand „0,1 mV".
Stel met behulp van potentiometer „0" (R2) de vooruitslag op
een zo klein mogelijke waarde in (elektrische nulinstelling).
Een na het instellen van R2
nog resterende vooruitslag kan ver-
kleind worden met behulp van de brompotentiometer R78.
Deze potentiometer is bereikbaar door een van de ventilatie-ope-
ningen in de linkerzijwand.
Wanneer de potentiometers R2 en R78 goed zijn ingesteld, moet de
vooruitslag kleiner dan 5µV zijn (bij een goed geaard apparaat).
Het verdient aanbeveling de elektrische nulinstelling met R2 regel-
matig te herhalen.