Inhoudsopgave
Advertenties
Installeer alle 24 V leidingen (meetstroom) geschei-
den van 230 of 400 V voerende leidingen, ter voor-
koming van inductieve beïnvloeding (minimumafstand
100 mm).
Maximale leidinglengten van de busverbindingen:
- Tussen de verst verwijderde busdeelnemers ca.
150 m.
- Totale lengte van alle busleidingen ca. 500 m.
Door het installeren van aftakdozen kan de
leidinglengte worden beperkt.
i
Voorkom storingen:
Maak geen kringverbinding van busdeelnemers.
Sluit altijd klem 1 aan op klem 1 etc.
Verbinding van de busdeelnemers (fig. 7)
Toewijzing van aders:
1 = Voedingsspanning 17...24 V DC
2 = Gegevenskanaal (BUS-High)
4 = GND (aarde)
6 = Gegevenskanaal (BUS-Low).
Busdeelnemers:
TF 20 aan willekeurige busdeelnemers aansluiten
(bvb. aan de TF 20).
Indien aanwezig:
Sluit externe ruimtevoeler RF 1 (toebehoren) aan (fig.
9).
i
Verleng indien nodig de leidingen van de RF 1:
Verleng leidingen met een gedraaide tweeaderige
kabel (min. 2 x 0,75 mm² en max. 40 m).
Indien aanwezig:
Sluit een afstandschakelaar (toebehoren, bouwzijdig)
aan (fig. 10).
Fig. 8
Connexion des composants reliés au bus (fig. 7)
Aménagement des conducteurs:
Composants reliés au bus:
S'il y en a une:
S'il y en a un:
Fig. 9
8
Tous les câbles de 24 V (courant de mesure) doivent
être posés séparément des câbles de 230 V ou 400 V
afin d'empêcher une influence inductive (distance
minimale 100 mm).
Longueurs maximales des câbles des connexions du
bus:
- Entre les composants du bus les plus éloignés 150
m env.
- Longueur totale de tous les câbles du bus reliant
les différents composants 500 m env. Economiser
les longueurs de câbles en installant des boîtes de
distribution.
i
Eviter des dérèglements:
Ne pas établir de connexion en cercle entre les
différents composants du bus.
En règle générale, brancher la borne 1 sur la
borne 1, etc.
1 = Alimentation en courant électrique 17...24 V DC
2 = Ligne des données (BUS-High)
4 = GND (terre)
6 = Ligne des données (BUS-Low).
Raccordez la télécommande TF 20 sur un composant
quelconque du bus (p. ex. TF 20).
Brancher la sonde de température ambiante externe
RF 1 (accessoire) (fig. 9).
i
Si besoin est, rallonger les câbles de la sonde RF 1:
Rallonger les câbles du RF 1 avec un câble à
conducteurs bifilaires torsadés (au minimum 2 x
0,75 mm² et d'une longueur de 40 m max ).
Brancher le télé rupteur (accessoire, sur les lieux
d'installation) (fig. 10).
Fig. 10
Advertenties
Inhoudsopgave
