Bediening
Instelling Uitgangsniveau
Het normale weergaveniveau van de AVR wordt
ingesteld met behulp van het testsignaal, als
beschreven op pagina 27-28. In sommige geval-
len echter, is het wenselijk om de weergaveni-
veaus aan te passen aan de diverse programma's
waar u bekend mee bent. Verder kunnen de
weergave niveaus voor de subwoofer en de
Stereo functies alleen maar via deze procedure
aangepast worden.
Om de weergaveniveaus aan programma's aan
te kunnen passen, dient eerst de surroundfunctie
waarin u de luidsprekers wilt afstellen (zie
opmerking hieronder) gekozen te worden. Start
vervolgens het door u gekozen programma en
stel, met volume d het referentie niveau voor
de front luidsprekers links en rechts in.
Als het referentieniveau eenmaal is ingesteld,
drukt u op kanaalkeuze C Ù waarop
verschijnt in de display
FRONT L LEVEL
Ò. Om het niveau te veranderen drukt u eerst
op instellen F@ en vervolgens gebruikt u
D om het
de insteltoetsen 7 of
⁄
/
¤
niveau te verhogen of te verlagen.
Gebruik NIET de volumeregelaar, want dit zal de
referentie instelling wijzigen. Druk op de toets
instellen F @, zodra de wijziging doorge-
voerd is en druk vervolgens op de insteltoetsen
D om de locatie van zonodig een
7 of
⁄
/
¤
ander kanaal dat u wenst aan te passen, te kie-
zen. Om het niveau van de subwoofer aan te
passen, drukt u op de insteltoetsen 7 of
D tot de aanwijzing
⁄
/
¤
WOOFER LEVEL
in de display Ò of op de in-beeld display ver-
schijnt (alleen van toepassing indien de subwoof-
er geactiveerd is).
Druk, zodra de naam van het gewenste kanaal in
de display Ò en in beeld verschijnt, op in-
stellen F@ en volg de instructies op.
Herhaal deze procedure zonodig om alle kanalen
in te stellen. Wanneer alle instellingen zijn
gemaakt en gedurende vijf seconden worden
geen correcties meer gemaakt keert de AVR terug
naar normaal gebruik.
De kanaaluitgang gekoppeld aan welke ingang
dan ook, kan ook aangepast worden m.b.v. het
menu systeem 'volledig in-beeld display'. Stel
allereerst met volume ıd op een plezierig
geluidsniveau in. Druk vervolgens op in-beeld
display L om in het hoofdmenu
(Afb.1) te komen. Druk daarna driemaal
MENU
D tot de in-beeld cursor ➞ op de regel
op
¤
staat. Druk op Set F
MANUAL ADJUST
om het
menu te activeren
MANUAL ADJUST
D om naar de regel
en gebruik
/
⁄
¤
te gaan. Druk op Set
CHANNEL ADJUST
F om het
CHANNEL ADJUST
gaan.
38 BEDIENING
Afbeelding 12
Zodra het menu verschijnt wordt het testsignaal
uitgeschakeld. Op die manier kan ook een exter-
ne test-CD of ander bronmateriaal als testsignaal
worden gebruikt. Gebruik vervolgens
om de kanalen te kiezen die u wilt corrigeren.
Gebruik bij elk kanaal de
om het uitgangsniveau te wijzigen.
Onthoud wanneer u een disc met een testsignaal
gebruikt (b.v. roze ruis) of een externe testgene-
rator, dat het er om gaat alle kanalen op de luis-
terpositie met gelijke sterkte te horen, ongeacht
welke surround functie is gekozen. Gebruikt u
een gewone disc met muziek als testsignaal dan
kunt u het niveau van elk kanaal naar eigen
inzicht instellen, en u kunt bijvoorbeeld het cen-
trum kanaal wat zachter zetten of de achter
kanalen wat luider omdat u deze in bepaalde
omstandigheden wat te zacht vindt.
Wanneer u alle niveaus terug wilt zetten in de
fabrieksinstelling en 0 dB offset, drukt u op
D tot de in-beeld cursor naast
/
⁄
¤
CHANNEL RESET
Ea zodat
/
‹
›
niveaus zijn teruggezet hervat u de procedure om
de gewenste niveau instellingen te maken.
Wanneer alle aanpassingen gerealiseerd zijn,
drukt u op
/
⁄
¤
naar de positie
BACK T O MASTER MENU
(terug naar menu) te verplaatsen, en druk om in
het hoofdmenu andere aanpassingen te maken
op instellen F. Indien u geen verdere aan-
passingen wenst te maken, dan drukt u op de
toets in-beeld display L om het menu-
systeem te verlaten.
Opmerking: de uitgangsniveaus kunnen voor
iedere digitale en analoge surroundfunctie afzon-
derlijk ingesteld worden. Indien u andere niveaus
voor een specifieke functie wenst, kies dan die
functie en volg stapsgewijs bovengenoemde
MASTER
instructies.
Voor de stereofuncties is de boven omschreven
procedure de enige manier om het uitgangsni-
veau in te stellen en gelijk te maken aan de
andere functies.
submenu te
D
/
⁄
¤
Ea toetsen
/
‹
›
staat en u drukt op
(aan) oplicht. Nadat de
O N
D om de cursor ➞ in beeld
Dimmer
Daar de AVR vaak gebruikt zal worden bij het
bekijken van films of videoprogramma's en met
gedimd licht, kan het wenselijk zijn de lichtsterk-
te van de display en de indicaties op de voorzijde
te dimmen zodat zij het kijken niet storen. U kunt
de displays dimmen ls aangegeven op deze pagi-
na, of de lichtsterkte direct met de afstandsbe-
diening regelen.
Druk eenvoudig op Dimmer g om het front
tot de helft van de normale sterkte te dimmen;
nogmaals indrukken om de displays uit te scha-
kelen. Denk er aan dat wanneer de displays
gedimd of uitgeschakeld zijn, de blauwe verlich-
ting rond Standby/In 2 verlicht blijft om aan
te geven dat de AVR nog aan staat.
Denk er aan dat alle wijzigingen van de verlich-
ting tijdelijk zijn; de displays keren terug naar
normale sterkte zodra de AVR uit en weer inge-
schakeld wordt. Om zonder uitschakelen naar de
normale sterkte terug te keren drukt u zo vaak
op Dimmer g als nodig is om weer de nor-
male sterkte te bereiken.
Naast het dimmen of uitschakelen van de dis-
plays kan de display automatisch weer oplichten
zodra een toets op de afstandsbediening of de
voorzijde wordt ingedrukt, om na een vaster
periode weer te doven. U doet dat door de juiste
instellingen te maken op de regel
VFD FADE
van het
TIME OUT
SYSTEM SETUP
als aangegeven op pagina 39.
Geheugenbeveiliging
Dit product is uitgerust met een geheugenbeveili-
ging die de opgeslagen zenders van de tuner en
de systeemconfiguratie vasthoudt als het appa-
raat helemaal wordt uitgeschakeld, de stekker uit
het stopcontact wordt genomen of wanneer de
netspanning uitvalt. Dit geheugen blijft ca.
2 weken behouden; daarna dient alle informatie
opnieuw te worden ingevoerd.
men,