Naslaghandleiding
00809-0211-4728
5.3
Overzicht kalibratie
Kalibratie van de transmitter verhoogt de meetprecisie door toe te staan dat correcties
worden aangebracht aan de in de fabriek opgeslagen karakteriseringscurve door de
interpretatie van de sensoringang digitaal te wijzigen.
Om kalibratie te begrijpen, moet worden begrepen dat slimme transmitters anders
werken dan analoge transmitters. Een belangrijk verschil is dat slimme transmitters in de
fabriek gekarakteriseerd zijn, wat betekent dat ze worden geleverd met een standaard
sensorcurve die is opgeslagen in de firmware van de transmitter. In bedrijf gebruikt
de transmitter deze informatie om een uitgang van procesvariabelen te produceren, in
meeteenheden, afhankelijk van de sensoringang.
Kalibratie van de transmitter kan de volgende procedures omvatten:
•
Trim sensoringang: digitaal wijzigen van de interpretatie van het ingangssignaal door
de transmitter.
•
Transmitter aan sensor aanpassen: genereert een speciale aangepaste curve die past
bij die specifieke sensorcurve, zoals afgeleid van de Callendar-Van Dusen-constanten.
•
Uitgangssignaal-trim: kalibreert de transmitter volgens een referentieschaal van 4-20
mA.
•
Geschaalde uitgangssignaal-trim: kalibreert de transmitter volgens een door de
gebruiker te selecteren referentieschaal.
5.3.1
Trimmen
De trimfuncties mogen niet worden verward met de functies voor het bereik anders
instellen. Hoewel de opdracht voor bereik anders instellen overeen komt met een
sensoringang met een uitgang van 4-20 mA - zoals bij conventionele kalibratie - heeft het
geen invloed op de interpretatie van de ingang door de transmitter.
Een of meerdere van de trimfuncties kunnen worden gebruikt bij kalibratie. De
trimfuncties zijn als volgt:
•
Sensor input trim (trim sensoringang)
•
Transmitter-Sensor Matching (transmitter aan sensor aanpassen)
•
Output trim (uitgangssignaal-trim)
•
Output Scaled Trim (geschaalde trim uitgang)
www.Emerson.com
Gebruik en onderhoud
Januari 2023
85