STALLING BIJ LAGE TEMPERATUREN OF VOOR LANGE TIJD
7.
Sluit de toevoerleiding van de externe brandstoftank voor buitenboordmotoren aan op de inlaat van de
mechanische brandstofpomp.
a -
mechanische brandstofpomp
b -
brandstofinlaat
c -
pompbal (optioneel)
d -
23 L (6 U.S. gal) bevattende externe brandstoftank voor buitenboordmotoren
8.
Open de kraan zo ver dat er voldoende water naar de zeewaterpomp stroomt om aanzuiging door de
waterpomp te verkrijgen, maar de toevoerslang niet dichtklapt (waardoor de motor tijdens het draaien
oververhit zou raken).
Brandstofdampen die in het motorruim achterblijven kunnen irriteren, ademhalingsproblemen
veroorzaken of tot ontbranding komen en zo een ontploffing veroorzaken. Ontlucht de motorruimte altijd
voordat u onderhoud of reparaties aan de motorinstallatie uitvoert.
9.
Start de motor. Als de motor moeilijk start en de externe tank een pompbal heeft, knijp hier dan in
totdat hij hard is en probeer de motor opnieuw te starten.
10. Laat de motor nadat hij gestart is even warmlopen en verlaag het toerental dan ten minste vijf minuten
tot 1300 omw/min.
BELANGRIJK: Zorg dat het brandstofsysteem van de motor niet droogloopt bij de losse brandstoftank van
23 liter (6 U.S. gal).
11. Kijk naar de waterafvoer uit de motor. Als het systeem goed is doorgespoeld, moet het water helder
zijn. Zie Onderhoud - Koelsysteem doorspoelen.
12. Zet het gas na het verstrijken van de gespecificeerde looptijd langzaam terug naar stationair en zet de
motor af.
13. Draai de waterkraan dicht.
14. Tap het zeewaterkoelsysteem af en spoel het systeem desgewenst met antivries door zoals
beschreven in Koud weer of langdurige stalling - Koelsysteem aftappen. Gebruik bij het laten draaien
van de motor het vernevelde mengsel als brandstofbron.
d
WAARSCHUWING
!
c
88
a
b
13030
nld