Bedieningsschema
1.
Vóór het starten
Open het motorluik.
Zet de accuschakelaar (indien aanwezig) op AAN.
Schakel de motorruimventilatoren in (indien aanwezig).
Open de brandstofkraan.
Open de zeewaterkraan (indien aanwezig).
Voer alle andere controles uit die door uw dealer en/of de scheepsbouwer gespecificeerd zijn.
2.
Na het starten
Kijk naar alle meters om de toestand van de motor te bepalen. Zet de motor af als deze niet
normaal werkt.
Controleer op lekkage van brandstof, olie, water, vloeistof, uitlaatgassen enz.
Controleer de werking van de bedieningselementen voor gas en schakelen.
Controleer de besturing.
3.
Tijdens het varen
Kijk regelmatig naar alle meters om de toestand van de motor te controleren.
4.
Na het stoppen
Schakel naar neutraal. Draai de contactsleutel naar UIT.
Zet de accuschakelaar op UIT (indien aanwezig).
Draai de brandstofkraan dicht.
Draai de zeewaterkraan dicht.
Spoel het koelsysteem door (bij gebruik in zout water).
Varen bij temperaturen onder het vriespunt
BELANGRIJK: Als de boot bij vorst wordt gebruikt moet u ervoor zorgen dat de vloeistof in het gesloten
koelsysteem geschikt is voor de te verwachten temperaturen. Het zeewatergedeelte van de motor moet na
gebruik worden afgetapt om bevriezing te voorkomen. Door vorst veroorzaakte schade wordt niet door de
beperkte garantie van Mercury Racing gedekt.
Aftapplug en lenspomp
De motorruimte in uw boot is een plek waar zich van nature water verzamelt. Daarom zijn boten gewoonlijk
met een aftapplug en/of lenspomp uitgerust. Het is zeer belangrijk om deze voorzieningen regelmatig te
controleren om er zeker van te zijn dat het waterpeil niet stijgt of in contact komt met uw motorinstallatie. De
motoronderdelen zullen beschadigd raken als ze onder water komen te staan. Door onderdompeling
veroorzaakte schade wordt niet door de beperkte garantie van Mercury Racing gedekt.
nld
BEDIENING
35