Bediening
Aanpassing van uitgangsniveau
aan het programmamateriaal
Het normale weergaveniveau van de AVR 3000
wordt ingesteld met behulp van het testsignaal,
als beschreven op pagina 22-23. In sommige
gevallen echter, is het wenselijk om de weergave-
niveaus aan te passen aan de diverse program-
ma's waar u bekend mee bent. Verder kunnen de
weergave niveaus voor de sub-woofer en de
Stereo and VMAx functies alleen maar via deze
procedure aangepast worden.
Om de weergaveniveaus aan programma's aan
te kunnen passen, dient eerst de surroundfunctie
waarin u de luidsprekers wilt afstellen (zie
opmerking hieronder) gekozen te worden. Start
vervolgens het door u gekozen programma en
stel, met volume (X het referentie niveau
voor de front luidsprekers links en rechts in.
Als het referentieniveau eenmaal is ingesteld,
drukt u op kanaalkeuze C Û waarop
FRONT L LEV verschijnt in de display Y. Om
het niveau te veranderen drukt u eerst op instel-
len FÓ en vervolgens gebruikt u de instel-
D om het niveau te ver-
toetsen 5 of
⁄
/
¤
hogen of te verlagen. Gebruik NIET de volumere-
gelaar, want dit zal de referentie instelling wijzi-
gen. Druk op de toets instellen FÓ, zodra
de wijziging doorgevoerd is en druk vervolgens
op de insteltoetsen 5 of
⁄
/
¤
locatie van zonodig een ander kanaal dat u
wenst aan te passen, te kiezen.
Om het niveau van de subwoofer aan te passen,
drukt u op de insteltoetsen 5 of
tot de aanwijzing WOOFER LEV in de
display Y of op de in-beeld display verschijnt
(alleen van toepassing indien de subwoofer
geactiveerd is).
Druk, zodra de naam van het gewenste kanaal in
de display Y en in beeld verschijnt, op instel-
len FÓ en volg de instructies op.
Herhaal de procedure zonodig, tot alle kanalen
die u wilt afstellen zijn ingesteld. Als alle afstel-
lingen zijn uitgevoerd drukt u tweemaal op de
insteltoets FÓ en de AVR 3000 zal terug-
keren naar normale bediening.
Gebruikt u een disc met testsignalen (ruis) of een
externe generator als bron voor het instellen van
de niveaus, dan kunt u de EzSet functie van de
afstandsbediening gebruiken om het juiste SPL
niveau in te stellen. Om de afstandsbediening
voor dit doel te gebruiken start u het testsignaal
van de bron en u drukt op SPL indicatie keuze
Z en u laat deze snel los om de sensor te
activeren. Wanneer het testsignaal naar de luid-
spreker gaat die u wilt instellen verandert de
programma/SPL indicatie 2 van kleur om
het niveau aan te geven. Corrigeer het niveau
van dat kanaal tot de LED groen oplicht voor alle
kanalen. Rood betekent dat het niveau te hoog
is, amber is te laag. Wordt de afstandsbediening
30 BEDIENING
gebruikt als niveau indicatie (SPL sensor), kunnen
alle kanalen worden gekozen en het niveau inge-
steld als eerder omschreven, alleen met de
kanaalkeuze Û en de instellen 5 en
instellen Ó op het frontpaneel van de AVR
(met hulp van een ander persoon). Nadat de
niveaus van alle kanalen zijn ingesteld drukt u op
SPL indicatie keuze Z om de sensor en de
indicaties uit te schakelen. De kanaaluitgang
gekoppeld aan welke ingang dan ook, kan ook
aangepast worden m.B.V. het menu systeem 'vol-
ledig in-beeld display'. Stel allereerst met volu-
me (X op een plezierig geluidsniveau in.
Druk vervolgens op
in-beeld display L om in het hoofdmenu
MASTER MENU (Afb.1) te komen. Druk daar-
na op q tot de cursor u naast de regel CHAN-
NEL ADJUST (KANAALKEUZE) staat. Druk
op de toets instellen F om het menu
CHANNEL ADJUST (KANAALKEUZE) (Afb.
8) te activeren.
*
C H A N N E L
F R O N T
C E N T E R
F R O N T
S U R R
R I G H T
S U R R
L E F T
S U B W O O F E R
C H A N N E L
R E T U R N
D om de
Afbeelding 8
Zodra het menu in beeld verschijnt, kunt u met
D de cursor
/
⁄
¤
D
⁄
/
¤
aan te passen kanaal te zetten. Druk vervolgens
op de toetsen
‹
niveau te verhogen of te verlagen.
Wanneer alle aanpassingen gerealiseerd zijn,
drukt u op
/
⁄
¤
naar de positie RETURN TO MENU (terug
naar menu) te verplaatsen, en druk om in het
hoofdmenu andere aanpassingen te maken op
instellen F. Indien u geen verdere
aanpassingen wenst te maken, dan drukt u op de
toets in-beeld display L om het
menusysteem te verlaten.
OPMERKING: de uitgangsniveaus kunnen voor
iedere digitale en analoge surroundfunctie afzon-
derlijk ingesteld worden. Indien u andere niveaus
voor een specifieke functie wenst, kies dan die
functie en volg stapsgewijs bovengenoemde
instructies. Bij aanpassen van de niveaus als hier-
boven omschreven, worden automatisch en in
overeenstemming daarmee (en omgekeerd), de
niveaus in het Output Adjust Menu (menu aan-
passen uitgangsniveaus, Afb. 7, pagina 23) aan-
gepast. Voor wat betreft de Stereo en VMAx
functies, is de hier beschreven procedure de
enige methode om een uitgangsniveau in te stel-
len, d.w.z. om een VMAx niveau met andere
functies in overeenstemming te brengen.
A D J U S T
*
L E F T
:
0 d B
:
0 d B
R I G H T
:
0 d B
:
0 d B
:
0 d B
:
0 d B
R E S E T :
O F F
O N
T O
M E N U
›
in beeld naast het door u
EU om het uitgangs-
›
/
D om de cursor
›
in beeld
Directe 6-kanaals ingang
De AVR 3000 is uitgerust voor uitbreiding in de
toekomst door toepassing van extra, externe
adapters voor formaten die de AVR 3000 niet
kan verwerken. Wordt er een adapter aangeslo-
ten op de directe 6 kanaals ingang 8, dan
kiest u die door op de 6-kanaals directe
ingang a te drukken. De directe ingang voor
de 6-kanalen kan tevens gekozen worden door
op ingangskeuze ! op het frontpaneel te
drukken. Druk op deze toets tot de aanwijzing
CH DIRECT (direct kanaal) in display Y
verschijnt en de groene LED naast de indicatie
6 CH (6 kanaals) ingangsindicatie Ô. Let op
dat bij gebruik van de directe 6 kanaals ingang
geen surroundfunctie gekozen kan worden,
aangezien de externe decoder de bewerking
bepaalt. Bovendien staat er geen signaal op de
opname-uitgangen bij gebruik van de directe
6-kanaals ingang en ook de klankregeling ^ *
en balans & werken niet.
Geheugenbeveiliging
Dit product is uitgerust met een geheugenbeveili-
ging dat de opgeslagen zenders van de tuner en
de systeemconfiguratie vasthoudt als het appa-
raat helemaal wordt uitgeschakeld, de stekker uit
het stopcontact wordt genomen of wanneer de
netspanning uitvalt. Dit geheugen blijft ca. 2
weken behouden; daarna dient alle informatie
opnieuw te worden ingevoerd.