3.4.3
KAMER
Als u de binnentemperatuur wilt verhogen of verlagen, wijzigt u de KAMER-waarde.
Het verschil tussen het wijzigen van de KAMER-waarde en de STOOKLIJN-waarde
is dat de warmstooklijn van het systeem niet steiler of vlakker wordt als de KAMER-
waarde wordt gewijzigd, iets wat wel gebeurt als de STOOKLIJN-waarde wordt
gewijzigd. In plaats daarvan wordt de gehele warmstooklijn met 3°C verschoven
voor iedere graad dat de KAMER-waarde wordt gewijzigd. De reden waarom de
stooklijn met 3°C wordt bijgesteld is dat de aanvoertemperatuur normaal gespro-
ken met ongeveer 3°C moet stijgen om de binnentemperatuur met 1°C te verho-
gen.
Aanvoertemperatuur
Afbeelding 6: Als u de KAMER-waarde wijzigt, wordt de warmstooklijn naar omhoog of omlaag
Dit heeft geen gevolgen voor de relatie tussen de aanvoertemperatuur en de bui-
tenluchttemperatuur. De aanvoertemperatuur wordt over de hele warmstooklijn
met hetzelfde aantal graden verhoogd of verlaagd, d.w.z. dat de hele warmstooklijn
stijgt of daalt zonder dat de helling van de stooklijn verandert.
Gebruik deze methode voor het bijstellen van de binnentemperaturen alleen voor
tijdelijke verhogingen of verlagingen. Voor langetermijnstijgingen of –dalingen van
de binnentemperatuur wordt in plaats daarvan de warmstooklijn afgesteld.
DHP-AX – 12
gewijzigd.
VUBMI110
Maximale aanvoertem-
peratuur
Buitentemperatuur