5.3
PLAATSING EN BEPERKINGEN
Het is verplicht om voor buitenluchtrecirculatie te zorgen ten behoeve van een goed welzijn in het vertrek.
De luchttoevoer tussen de buitenlucht en het vertrek kan zowel direct plaatsvinden, via een opening in de
buitenmuur van het vertrek, danwel indirect, via opname van de lucht uit vertrekken die aan het te ventileren
vertrek grenzen.
Vertrekken als slaapkamers, berghokken, garages, magazijnen voor brandbaar materiaal
mogen hiervoor niet in aanmerking komen.
De luchtinlaatopening moet in zijn totaal een minimum netto oppervlak van 80 cm2 hebben
genoemd oppervlak moet vergroot worden als er andere actieve generatoren in het
vertrek aanwezig zijn (bijvoorbeeld: een elektroventilator voor de extractie van verzadigde
lucht, een keukenafzuigkap, andere kachels, enz,,,). die het vertrek in onderdruk brengen.
Het is noodzakelijk te laten nakijken - wanneer alle apparatuur ingeschakeld is - of de
drukval tussen het vertrek en de buitenlucht niet groter is dan 4,0 Pa: vergroot de opening
van de luchtinlaat zo nodig.
De luchtinlaat moet tot stand gebracht worden op een hoogte vlakbij de vloer, met een
extern rooster dat bescherming tegen vogels biedt, en op een wijze dat het door geen
enkel object belemmerd wordt.
De luchtinlaat is niet nodig in het geval van een hermetisch gesloten installatie.
5.4
MINIMUMAFSTANDEN
Controleer of de vloer een adequate capaciteit heeft om de last te dragen. Als de bestaande constructie
niet aan deze eis voldoet, moeten passende maatregelen getroffen worden (bijvoorbeeld een plaat voor de
verdeling van het gewicht).
Het is verplicht de kachel los van eventuele muren en/of meubels te installeren, met een minimale luchtdoorgang
van 300 mm rondom de zijkanten en van 200 mm aan de achterkant, om een doeltreffende koeling van het
apparaat mogelijk te maken, alsmede een goede verspreiding van de warmte in het vertrek.
Voor de veiligheidsvoorschriften op het gebied van de brandpreventie moeten de afstanden ten opzichte
van ontvlambare of hittegevoelige objecten in acht genomen worden (banken, meubels, houten bekleding,
enz....), zoals vermeld wordt.
Bij een houten vloer is het raadzaam een vloerbescherming te monteren in overeenstemming
met de normen die van kracht zijn in het land.
MODEL
AQUOS 15-22-22 H2O
IBIS 11-15-22-22 H2O
IDRON 11-15-22-22 H2O
5.5
AANSLUITING OP HET ROOKAFVOERKANAAL
Bij het maken van de opening voor de doorgang van de leiding voor de rookafvoer moet rekening gehouden
worden met de eventuele aanwezigheid van ontvlambaar materiaal. Als de opening in een houten wand
of in een wand van thermobiel materiaal gemaakt moet worden MOET DE INSTALLATEUR eerst de daarvoor
bestemde wandaansluiting (min. diam. 13 cm) gebruiken en de buis van het product, die door het gat loopt, op
passende wijze isoleren met gebruik van geschikt isolatiemateriaal (dikte 1,3 - 5 cm met min.
AQUOS - IBIS - IDRON
Fig. 2 - Toegestane minimumafstanden
NIET BRANDBARE MUREN
A = 5 cm / B = 5 cm
A = 5 cm / B = 5 cm
A = 5 cm / B = 5 cm
BRANDBARE MUREN
A = 10 cm / B = 10 cm
A = 10 cm / B = 10 cm
A = 10 cm / B = 10 cm
NL
9