5.6
AANSLUITINGEN
AANSLUITING OP HET ROOKKANAAL
De
binnenafmetingen
rookkanaal mogen niet groter zijn dan
20x20 of diameter 20 cm.; in geval
van grotere afmetingen of slechte
condities van het rookkanaal (bijv.
barsten, slechte isolatie, enz.) wordt
aanbevolen om in het rookkanaal een
buis van roestvrij staal met gepaste
diameter te plaatsen, die even lang is
als het rookkanaal zelf.
Controleer met daarvoor gepaste instrumenten of een trek van minimaal 5 Pa aanwezig is.
Zorg op de basis van de schoorsteen voor een inspectie-opening voor de periodieke
controle en de reiniging die jaarlijks uitgevoerd moet worden.
Maak de aansluiting op de schoorsteen hermetisch dicht met de aansluitstukken en
buizen die door ons aageraden worden (met de CE-markering volgens EN1856-2 met
minimumvereisten T200 en P1).
Controleer absoluut of een windwerende schoorsteen is geïnstalleerd volgens de van
kracht zijnde normen.
Dit type van aansluiting verzekert de rookafvoer ook in geval van een tijdelijke
stroomonderbreking.
5.7
STORINGEN VAN DE WERKING ALS GEVOLG VAN DEFECTEN VAN DE TREK VAN DE
SCHOORSTEEN
De factor die de werking van de schoorsteen het meest beïnvloed (naast regen, mist, sneeuw, hoogte boven
zeepeil, blootstelling aan de zon, blootstelling aan de vier windrichtingen) is hoe dan ook de wind. Naast
de thermische onderdruk die wordt veroorzaakt door het temperatuurverschil tussen de binnenkant en de
AQUOS - IBIS - IDRON
AANSLUITING OP EEN EXTERNE LEI-
DING MET GEÏSOLEERDE BUIS OF MET
DUBBELE WAND
van
het
De binnenafmetingen van de externe
leiding moeten minimaal 10x10 cm of
diameter 10 cm, en maximaal 20x20 of
diameter 20 cm zijn. Intern mogen enkel
geïsoleerde leidingen (met dubbele
wand) in glad roestvrij staal gebruikt
worden (het gebruik van flexibele
leidingen in roestvrij staal is verboden)
die op de wand moeten bevestigd
worden.
LEGENDA
1
Windwerende schoorsteenpot
2
Rookkanaal
3
Inspectie
AANSLUITING OP HET ROOKKANAAL
De verbinding tussen het product en
het rookkanaal of de rookleiding moet
voor een goede werking een helling
van minstens 3% in de horizontale delen
hebben, waarvan de totale lengte niet
meer dan 2/3 m mag bedragen, en het
verticale deel van een T-stuk naar een
ander (voor de verandering van de
richting) mag niet korter dan 1,5 m zijn.
NL
11