Let op!
Bij werkzaamheden aan de machine moeten alle vei-
ligheidsinrichtingen en afdekkingen zijn gemonteerd.
Het bovenste en onderste bandwiel is bekleed door
een vast aangebrachte beveiliging en een bewegen-
de behuizingsdeksel. Bij het openen van het deksel
van de behuizing wordt de machine uitgeschakeld.
Het inschakelen is enkel mogelijk als het deksel ge-
sloten is.
9. Transport
Voorzichtig: Houd bij het transport rekening met het
machinegewicht en laat minimaal een andere per-
soon helpen!
Transporteer de bandzaag, door deze met een hand
aan het onderstel (13) en met de andere hand het
machineframe (7) vast te houden.
Let op! Gebruik voor het optillen of transport nooit
afscheidende veiligheidsvoorzieningen.
10. Werkinstructies
De volgende adviezen zijn voorbeelden voor een vei-
lig gebruik van lintzaagmachines.
De volgende veilige werkinstructies worden als bij-
dragen aan de veiligheid beschouwd, kunnen echter
niet voor elk gebruik geheel op maat zijn, volledig zijn
of worden toegepast. Deze adviezen kunnen niet alle
mogelijke, gevaarlijke omstandigheden behandelen
en moeten zorgvuldig worden geïnterpreteerd.
Bij werkzaamheden in afgesloten ruimtes moet de
•
machine op een afzuiginstallatie worden aange-
sloten.
Als de machine buiten bedrijf is, bijv. na afloop van
•
de werkzaamheden, moet u de zaagband losser
maken. Een overeenkomstige aanwijzing voor het
spannen van de zaagband moet voor de volgen-
de gebruiker op de machine worden aangebracht.
•
Niet gebruikte zaagbanden moeten worden verza-
meld en op een droge plek veilig worden bewaard.
Voor gebruik de banden controleren op defecten
(tanden, scheuren).
Defecte zaagbanden niet gebruiken!
Bij het bedienen van de zaagbanden moeten de
•
juiste veiligheidshandschoenen worden gedragen.
Voor aanvang van de werkzaamheden moeten alle
•
beschermings- en veiligheidsvoorzieningen op de
machine zijn gemonteerd.
Reinig de zaagband of de zaagbandgeleiding nooit
•
handmatig met een borstel of schraper in de hand
bij een draaiende zaagband. Ingedroogde zaag-
banden vormen een risico voor de werkveiligheid
en moeten regelmatig worden gereinigd.
Voor uw persoonlijke veiligheid moeten tij-
•
dens de werkzaamheden een veiligheidsbril en
gehoorbescherming worden gedragen. Bij lang
haar een haarnetje dragen. Losse mouwen moe-
ten tot de ellebogen worden opgerold.
Tijdens werkzaamheden de zaagbandgeleiding al-
•
tijd zo dicht mogelijk tegen het werkstuk plaatsen
Zorg in de arbeids- en werkomgeving van de ma-
•
chine voor voldoende lichtomstandigheden.
Gebruik voor rechte zaagsnedes altijd de leng-
•
te-aanslag om het kantelen of wegslippen van het
werkstuk te vermijden.
•
Voor het bewerken van smalle werkstukken met
handtoevoer de schuifstok gebruiken.
Voor schuine zaagsnedes de zaagtafel in de over-
•
eenkomstige positie brengen en het werkstuk te-
gen de lengte-aanslag geleiden.
Om zwaluwstaartvormige tanden en pinnen of wig-
•
gen te snijden, draait u de zaagtafel naar de plus-
en minpositie.
Zorg voor een veilige werkstukgeleiding.
•
Bij bochtige of onregelmatige zaagsnedes van
•
het werkstuk deze met beide handen, en geslo-
ten vingers gelijkmatig naar voren schuiven. Met
de handen het veilige gedeelte van het werkstuk
vasthouden.
•
Voor herhaaldelijk uitvoeren van bochtige, onregel-
matige zaagsnedes een hulpsjabloon gebruiken.
Bij het zagen van rondhout moet et werkstuk wor-
•
den beveiligd tegen verdraaien.
Voor veilige werkzaamheden bij dwarszaagsnedes
•
moet de speciale accessoire afkortgeleider wor-
den gebruikt.
10.1 Uitvoeren van langzaagsnedes (afb. A)
Hierbij wordt een werkstuk in de lengterichting door-
gezaagd.
Parallelaanslag (5) aan de rechterzijde van de
•
zaagband op basis van de gewenste breedte in-
stellen.
Zaagbandgeleiding (4) op het werkstuk neerlaten
•
(zie 8.5). Zaag inschakelen.
Een zijde van het werkstuk met de rechterhand te-
•
gen de parallelaanslag (5) drukken, terwijl de vlak-
ke zijde op de zaagtafel (7) ligt.
•
Werkstuk met gelijkmatige voeding langs de paral-
lelaanslag (5) in de zaagband schuiven.
Belangrijk: Lange werkstukken moeten worden
•
geborgd om te voorkomen dat ze aan het einde
van de zaaghandeling omlaag vallen (bijv. met rol-
staander).
Let op! Tijdens het bewerken van smalle werkstuk-
•
ken moet absoluut een schuifstok worden gebruikt.
De schuifstok (N) moet altijd binnen handbereik op
•
de daarvoor aangebrachte haak (i) aan de zijkant
van de zaag worden bewaard (afb. 15).
10.2 Uitvoeren van schuine zaagsnede (afb. 6 +
afb. B)
•
Om schuine zaagsnedes parallel ten opzichte van
de zaagband te kunnen uitvoeren, is het moge-
lijk om de zaagtafel (6) van 0° - 45° naar voren te
kantelen.
Vaststelgreep (E) losdraaien.
•
Zaagtafel (6) naar voren kantelen, tot de gewenste
•
hoekafmeting op de hoekschaal (I) is ingesteld.
Vaststelgreep (E) weer vastdraaien.
•
NL
173