8.3 Montage van de langsaanslag (afb. 7+8)
De 4 kartelschroeven (J), elk met een onderle-
•
gring, ca. 5 mm in de werktafel schroeven (afb. 7).
De geleiderail voor de langsaanslag plaatsen, tot
•
deze tegen de tafel ligt en de 4 kartelschroeven
(J) vastdraaien.
Plaats daarna de langsaanslag (5) op de geleide-
•
rail, links van het zaagblad en vastklemmen.
8.4 Toerentalinstelling (afb. 10+11+11.1)
Netstekker uit het stopcontact!
Onderste beschermkap openen.
•
•
Met de spanbout (10) de riem ontspannen.
Riem in de gewenste positie brengen (L1 of L2).
•
Riem met de spanbout (10) weer op spanning
•
brengen.
Onderste beschermkap sluiten.
•
Toerentalbereik:
Toerental niveau 1360 m/min.
Voor het bewerken van hardhout, materialen verge-
lijkbaar met hardhout en voor fijne zaagsneden.
Toerental niveau 2720 m/min.
Voor het bewerken van zachte houtblokken en min-
der fijne zaagsneden.
8.5 Zaagbandgeleiding (afb. 12)
Door het losdraaien van de vergrendelknop (11) kan
de zaagbandgeleiding (4) worden versteld.
De bovenste zaagbandgeleiding kan worden inge-
steld op een werkstukhoogte van 0-175 mm.
Een zo klein mogelijke afstand tot het werkstuk waar-
borgt een optimale bandgeleiding en veilig werken!
Tegendruklagers (afb. 13+14)
De tegendruklagers (d) nemen de voedingsdruk van
het werkstuk op. De bovenste en onderste tegendru-
klagers zo instellen, dat ze licht aanlopen tegen de
zaagbladrug. De bouten (e) vastdraaien. De afstand
moet ca. 0,5 mm zijn.
Geleidewiel boven (afb. 13)
De bovenste geleidewielen (f) instellen op de betref-
fende zaagbandbreedte. De voorkanten van de ge-
leidewielen mogen maximaal tot de tandbasis van de
zaagband reiken. Als de geleidewielen de zaagband
licht raken, de bouten (e) vastdraaien.
Geleidevingers onder (afb. 14)
De onderste geleidevingers (g) instellen op de be-
treffende zaagbandbreedte. De voorkanten van de
geleidevingers mogen maximaal tot de tandbasis van
de zaagband reiken. Als de geleidevingers de zaag-
band licht raken, de stelschroeven (h) vastdraaien.
De zaagband mag niet klemmen!
8.6 Vervangen van het zaagblad (afb. 8-15)
Let op! Netstekker uit het stopcontact!
Draag veiligheidshandschoenen bij het wisselen van
het zaagblad! Gevaar voor letsel!
De vier kartelschroeven bij de geleiderail voor de
•
langsaanslag losdraaien. (Afb. 7)
172
NL
Verwijder de geleiderail. (Afb. 8)
•
De zaagbandbeveiliging boven en onder openen.
•
Zaagband met spanbout (9) ontspannen, band ver-
•
wijderen. (Afb. 9)
Nieuwe zaagband omleggen.
•
Zijcorrectie (afb. 9)
De zaagband moet ongeveer in het midden tussen
•
de beide bandwielen lopen.
Het bovenste bandwiel met de hand in zaagrich-
•
ting draaien en via de handgreep (K) de zijcorrec-
tie uitvoeren.
Let op! Het bandwiel moet na het meerdere keren
ronddraaien over het midden van het bandwiel lopen.
Visuele controle!
Bandwiel met de hand in zaagrichting draaien en
•
tegelijkertijd met de spanbout (9) de definitieve
spanning instellen. De spanning is afhankelijk van
de zaagbandbreedte. Brede zaagbanden kunnen
strakker worden gespannen dan smalle.
•
Na het instellen de contramoer (M) vastdraaien.
Beschermkap sluiten.
Let op! Een te hoge spanning leidt tot vroegtijdi-
•
ge breuk!
Monteer de geleiderail voor de langsaanslag in
•
omgekeerde volgorde. (Afb. 7+8)
•
Na het beëindigen van de werkzaamheden de
zaagband altijd ontspannen! Hiervoor de span-
bout (9) losdraaien.
8.7 Opbergen van de schuifstok (afb. 15)
Om de schuifstok (N) altijd onder handbereik te heb-
ben, deze aan de hiervoor bedoelde inrichting (i) op
de linker bovenzijde van uw bandzaag hangen.
8.8 Afschuiningsaanslag (optioneel) (afb. 16)
Dwarsaanslag (j) in een groef (k) van de zaagta-
•
fel schuiven.
Greepschroef (I) losdraaien.
•
•
Dwarsaanslag (j) draaien, tot de gewenste hoek
is ingesteld. De pijl op de dwarsaanslag toont de
ingestelde hoek.
Greepschroef (I) weer vastdraaien.
•
De aanslagbalk (n) kan worden verschoven bij de
•
dwarsaanslag (j). Hiervoor de kartelschroeven (m)
losdraaien en de aanslagbalk (n) in de gewenste
stand zetten. De kartelschroeven (m) weer vast-
draaien.
Let op! Aanslagbalk (n) niet te ver in de richting van
•
de zaagband schuiven.
8.9 Aan/uit-schakelaar (afb. 1)
• Door op de groene toets „I" (8) te drukken, kan de
zaagmachine worden ingeschakeld. Voordat u met
zagen begint, wacht u tot het zaagblad het maxi-
male toerental heeft bereikt.
• Om de zaag weer uit te schakelen, moet de rode
knop „0" (8) worden ingedrukt.
• De lintzaagmachine is voorzien van een onder-
spanningsschakelaar. Bij stroomuitval moet de lint-
zaagmachine opnieuw worden ingeschakeld.