∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling
‡
‰
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P123).
¢2 Wanneer Intelligente ISO ingesteld is
¢3 [SPORT], [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in scènefunctie
Lees
P79
voor de AE-openingsvoorrang, AE-sluitervoorrang of handmatige-belichtingsfunctie.
•
¢2, 3: De sluitertijd wordt maximaal 1 seconde in de volgende gevallen.
•
Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
–
Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
–
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
•
scène.
Er zullen verschillen zijn in de bovenstaande sluitertijden in de scènefuncties.
•
[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]: 8 of 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een
–
¢4
seconde
[KAARSLICHT]: 1 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
–
[FLITS-BURST]: 1/30ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde
–
[STERRENHEMEL]: 15 seconden, 30 seconden, 60 seconden
–
[VUURWERK]: 1/4ste van een seconde, 2 seconden
–
Alle andere scènefuncties: 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde
–
¢4 De maximum sluitertijd wordt geselecteerd wanneer de hoeveelheid beeldbibber minimaal is
terwijl [STABILISATIE] ingesteld is of wanneer [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF].
Gevorderd (Opname van beelden)
Sluitertijd (Sec.)
¢1
1/30
tot 1/2000ste
Flitsinstelling
Œ
(P108)
¢4
- 63 -
Sluitertijd (Sec.)
1 tot 1/2000ste
1 of 1/4e tot 1/2000ste
¢1
1
op 1/2000ste
1 of 1/4e tot 1/2000ste
(P85)
¢4
¢2
¢2, 3