Het oliepeil kan worden gecontroleerd door het peilglas
aangegeven in de afbeelding (zie afb. 21).
Controleer de olietoevoer op de volgende manier:
Start de kettingzaag.
Terwijl de zaagketting draait, houdt u de zaagketting
ongeveer 15 cm boven een boomstam of de grond. Als de
smering voldoende is, zullen de oliespetters een dunne
oliestreep vormen.
Let op de windrichting en stel uzelf niet onnodig bloot aan
de oliespetters.
LET OP:
• Als geen oliestreep wordt gevormd, mag u de
kettingzaag niet gebruiken. De levensduur van de
zaagketting zal dan worden verkort. Controleer het
oliepeil. Maak de olietoevoergroef en het
olietoevoergat in het zaagblad schoon (raadpleeg
"ONDERHOUD").
De kettingsmering afstellen (zie afb. 22)
U kunt de toevoersnelheid van de oliepomp afstellen met
behulp van de stelschroef.
LET OP:
• Gebruik altijd de voorhandgreep en achterhandgreep,
en houd het gereedschap tijdens gebruik stevig vast
aan zowel de voorhandgreep als de achterhandgreep.
• Zet het hout dat u gaat zagen altijd vast omdat anders
de houtsnippers kunnen leiden tot persoonlijk letsel.
WERKEN MET DE KETTINGZAAG
LET OP:
• Als minimale voorbereiding dient een beginnende
gebruiker eerst te oefenen door stammen te zagen op
een schraag of bok.
• Bij het zagen van losse stukken hout dient u een veilige
steun te gebruiken (een schraag of zaagbok). Zet niet
uw voet op het werkstuk om dat tegen te houden en
vraag ook nooit iemand anders om het vast te houden.
• Zet ronde stukken zo vast dat ze niet kunnen gaan
draaien.
• Houd alle delen van uw lichaam uit de buurt van de
zaagketting wanneer de motor draait.
• Houd de kettingzaag stevig vast met beide handen
wanneer de motor draait.
• Reik niet te ver. Zorg ervoor dat u altijd stevige steun
voor de voeten hebt en uw evenwicht behoudt.
Afzagen (zie afb. 23)
Plaats bij het afzagen de getande kam op het hout waarin
u wilt zagen, zoals aangegeven in de afbeelding.
Zaag met draaiende zaagketting in het hout en til de
achterhandgreep op terwijl u met de voorhandgreep het
zagen geleidt. Gebruik op deze manier de getande kam
als scharnierpunt.
Vervolg de zaagsnede door licht op de voorhandgreep te
drukken en de kettingzaag iets terug te trekken. Plaats de
getande kam lager tegen het hout en til de voorhandgreep
weer op.
Als u meerdere zaagsneden maakt, schakelt u de
kettingzaag uit tussen de zaagsneden.
LET OP:
• Als de zaagketting langs de bovenrand van het
zaagblad wordt gebruikt om te zagen, kan de
60
kettingzaag in uw richting worden bewogen als de
ketting klem komt te zitten. Om deze reden moet u met
de onderrand van het zaagblad zagen zodat de
kettingzaag van uw lichaam af wordt bewogen (zie
afb. 24).
Als hout onder spanning staat, zaagt u eerst de kant met
de duwkracht (A). Maak de eindsnede aan de kant met de
trekkracht (B). Hiermee voorkomt u dat het zaagblad
bekneld raakt (zie afb. 25).
Takken afzagen
LET OP:
• Takken afzagen mag uitsluitend worden uitgevoerd
door opgeleide personen. Door het risico van terugslag
kan een gevaarlijke situatie ontstaan.
Ondersteun bij het afzagen van takken zo mogelijk de
kettingzaag op de boomstam. Zaag niet met de punt van
het zaagblad omdat hierdoor de kans op terugslag
ontstaat.
Let met name goed op bij takken die onder spanning
staan. Zaag geen takken vanaf de onderkant als deze niet
worden ondersteund.
Ga bij het afzagen van takken niet bovenop de
omgezaagde boomstam staan.
Inzagen en in de richting van de houtnerf
zagen
LET OP:
• Inzagen en in de richting van de houtnerf zagen mag
uitsluitend worden uitgevoerd door personen met
speciale training. Het risico van terugslag vormt een
kans op letsel.
Als u in de richting van de houtnerf zaagt, moet de hoek
zo klein mogelijk zijn. Voer het zagen zo voorzichtig
mogelijk uit, want de getande kam kan niet worden
gebruikt (zie afb. 26).
Omzagen
LET OP:
• Omzagen mag uitsluitend worden uitgevoerd door
opgeleide personen. Het werk is gevaarlijk.
Houd u aan de plaatselijke regelgeving als u een boom
wilt omzagen (zie afb. 27).
– Voordat u met het omzagen begint, controleert u de
volgende punten:
(1) Uitsluitend de personen die betrokken zijn bij het
omzagen mogen zich in de buurt bevinden;
(2) Iedere betrokken persoon moet een ongehinderde
vluchtroute hebben door een gebied van ongeveer
45° aan weerskanten van de vallijn. Let op het
risico van struikelen over elektrische snoeren;
(3) De voet van de stam met vrij zijn van vreemde
voorwerpen, wortels en takken;
(4) Binnen een afstand van 2 1/2 keer de lengte van de
boom mogen zich geen personen of voorwerpen
bevinden in de richting waarin de boom zal vallen.
– Let met betrekking tot ieder boom op de volgende
punten:
• De richting waarin de boom overhelt;
• Losse of droge takken;
• Hoogte van de boom;
• Natuurlijke overhang;