Alvorens de werkzaamheden uit te voeren, de hoge druk schoonmaakmachine uit de stroom schakelen
door middel van de veelpolige schakelaar of door de stekker uit het stopcontact te halen en de watertoevoer schake-
DEFEKTEN
Na het omdraaien van de schakelaar,
slaat de schoonmaakmachine niet
aan.
Afwezigheid stoomstraal of het water-
circuit onder hoge druk lekt.
De pomp draait maar haalt de nominale
druk niet.
De lans is open en de druk schommelt
voortdurend.
Wanneer de temperatuurregelaar in de
gewenste stand wordt gezet, ontsteekt
de warmwaterketel niet.
Water niet voldoende warm.
Teveel rook uit schoorsteen.
Aanzuiging schoonmaakproduct on-
toereikend.
Waterlek kop.
Aanwezigheid van water in de olie
Voor het onderhoud en/of reparatie alleen originele onderdelen gebruiken, die betere kwaliteit en waarborg bieden.
De fabrikant is niet verantwoordelijk indien geen originele onderdelen worden gebruikt.
Nederlands
DEFEKTEN EN OPLOSSINGEN
len.
OORZAKEN
Niet op stroom aangesloten.
De thermische beveiliging slaat aan.
Waterfilter verstopt.
Aansluiting op waterleiding defect.
Kraan waterleiding gesloten.
Lek hogedrukcircuit.
Waterfilter verstopt.
Aansluiting op waterleiding defect.
Drukregelklep staat op het minimum.
Straalpijp lans versleten.
Vuile of versleten kleppen.
Kraan schoonmaakproduct open.
Drukregelaar op lans open (indien
aanwezig).
Straalpijp verstopt of vervormd.
Voeding ontoereikend.
Kraan schoonmaakproduct open.
Geen brandstof.
Stand temperatuurregelaar.
Filters verstopt.
Slang ketel verstopt door kalkafzet-
tingen.
Verkeerde verbranding.
Brandstof vervuild door onzuiverheden
of water.
Kraan dicht.
Schoonmaakproduct opgebruikt.
Slang of buis verstopt.
Pakkingen versleten.
Te hoge vochtigheidsgraad in de om-
geving.
BELANGRIJK:
- 14 -
OPLOSSINGEN
De stroomspanning kontroleren (zie
technische eigenschappen).
Opnieuw.
(mocht het weer gebeuren,
dan Techn. Dienst bellen).
Filter reinigen.
Controleren.
Opendraaien.
Een Service-Centrum contacteren.
Filter reinigen.
Controleren.
Regelen
Een Service-Centrum contacteren.
Een Service-Centrum contacteren.
Dichtdraaien.
Sluiten.
Reinigen of contact opnemen met een
Service-Centrum.
Controleren.
Dichtdraaien
Controleer het brandstofniveau in de
tank en controleer de aanwezigheid van
water in het circuit voor de brandstof-
aanzuiging,
Controleren.
Reinigen of vervangen.
Contact opnemen met een Service-
Centrum.
Reinigen of vervangen brandstoffilters.
Contact opnemen met een Service-
Centrum.
De brandstoftank ledigen en zorgvul-
dig schoonmaken. De brandstoffilters
reinigen.
Opendraaien.
Vul het reservoir met schoonmaak-
product.
Contact opnemen met een Service-
Centrum.
Contact opnemen met een Service-
Centrum.
De olie vervangen.