HOOFDSTUK 4
ONDERHOUD
Ink Cartridge Care – Solvent Inks (Onderhoud van inktcartridge - oplosmiddelinkten)
Voordat u cartridges in de printer installeert
1. Verwijder de inktcartridge van de opslagklem.
TIP: Om te voorkomen dat de opslagklemmen die worden gebruikt met inkten op waterbasis en
Inkten op basis van oplosmiddel, kunt u de opslagklemmen voor inkt op waterbasis markeren met
"W" en
De opslagklemmen voor inkt op basis van oplosmiddel met een "O".
2. Reinig het rubber in de opslagklem, zoals beschreven op de volgende pagina.
3. Reinig de spuitkoppen, zoals beschreven op de volgende pagina
4. Installeer de inktcartridge in de printer, zoals beschreven in het hoofdstuk
"Installatie van de inktcartridges (printkop)".
Tijdens het afdrukken indien nodig (als u tijdens het afdrukken opmerkt dat de spuitkoppen verstopt zijn)
1. PAUZEER de printer.
2. Verwijder de inktcartridge van de printer.
3. Reinig de spuitkoppen, zoals beschreven op de volgende pagina.
4. Installeer de inktcartridge in de printer, zoals beschreven in het hoofdstuk
"Installatie van de inktcartridges (printkop)".
5. Druk op HERVATTEN om door te gaan met afdrukken.
Wanneer de inktcartridges niet in gebruik zijn:
Inktcartridges moeten goed worden gereinigd en opgeslagen als deze niet worden gebruikt.
1. Verwijder de inktcartridge van de printer.
2. Controleer of het rubber in de opslagklem schoon is. Indien niet, reinig dan het rubber zoals
beschreven op de volgende pagina.
3. Reinig de spuitkoppen, zoals beschreven op de volgende pagina.
4. Plaats de inktcartridge in een schone opslagklem.
OPMERKING: Opslagklemmen van inktcartridges op waterbasis mogen niet worden gebruikt in
combinatie met inktcartridges op basis van oplosmiddel en omgekeerd.
5. Plaats de verzegelde cartridge, met de contactpunten naar beneden, in een goed gesloten
opslagcontainer.
6. Bewaar op een koele, droge en goed geventileerde plaats.
78
Rubber
Opslagklem
Contactp
ersonen
Spuitplaat
(spuitkoppe
n)