8 Maatregelen bij storingen
8.1 Zie gebruiks- en montageaanwijzing WPMW
8.2 Controle van de instellingen op de IWS
DIP-schakelaars
Afb.20
Wanneer in het servicegeval met behulp van de WPM de fout
niet gevonden wordt, moet in geval van nood de schakelkast
WPMW
geopend en de instellingen op de IWS gecontroleerd worden.
Deze controle mag alleen door een vakman worden uitgevoerd:
Draaischakelaar
Met de draaischakelaar kunnen de verschillende compressorsystemen
vooraf geselecteerd worden. Deze instelling werd in de fabriek af-
hankelijk van het type warmtepomp voor de WPL 25 KW op B en
voor de WPL 30 KW op A uitgevoerd.
A = = = = =
Dubbele compressor van gelijke compressor-
grootte met omkeerontdooiing
B =
Dubbele compressor WP met ongelijke compressor-
grootte met omkeerontdooiing
Controleer s.v.p. of de draaischakelaar correct is ingesteld.
DIP-schakelaars
Beide schakelaars moeten steeds op dezelfde schakelaar-
stand staan. Bij de buitenopstelling van de warmtepomp
moeten beide gesloten zijn. De ventilatorbewaking (ontluchting
van het huis vanwege het koelmiddel R290) wordt dan buiten
werking gesteld.
Schuifschakelaar
De schuifschakelaars S1 en S2 leggen de looptijd van de ventilator
vast. De ventilator loopt continu wanneer de compressor loopt of
wanneer een hogedruk-, lagedruk- of verzamelstoring is optgetreden.
Bij stilstand van de compressor loopt de ventilator op vastgelegde tijds-
intervallen, die door de stand van de schuifschakelaars volgens de vol-
gende tabel worden bepaald.
Schuifschakelaar S1
Schuifschakelaar S2
Schakelaar ON
Schakelaar ON
Schakelaar ON
Schakelaar OFF
Schakelaar OFF
Schakelaar ON
Schakelaar OFF
Schakelaar OFF
Schuifschakelaar
Stand schuifschakelaar S3
Schakelaar ON : SERVICE-bedrijf
Betreffende compressor (voorgegeven door de instelling van de draai-
schakelaar) worden in afstand van seconden ingeschakeld.
Stand schuifschakelaar S4
Schakelaar ON : STAND-ALONE-werking
Indien de WPM defect is kan de warmtepomp in noodgevallen ook in
de stand-alone-functie in bedrijf worden gesteld. In deze functie be-
staat er geen communicatie met de warmtepompmanager WPM.
Er wordt op een vaste streefwaarde geregeld. De warmtepomp
schakelt bij 50°C aan en bij 55°C uit. De vorstbeveiliging die op de
klem voeler 1,2 aan de aansluitstrip vastgeklemd werd, wordt nu gebruikt
voor de registratie van de regelgrootheid, d.w.z.
Verder moet aan de aansluitstrip op klem 6 230 V worden gelegd.
De functie wordt door de rechter groene LED aangeduid.
Lichtdiodes
Rode LED: Knipperen of statisch:
Bij het eenmalige optreden van een warmtepompstoring knippert de
LED.
De installatie wordt uitgeschakeld
Wanneer er binnen 20 bedrijfsuren meer dan 5 warmtepomp-
storingen optreden, wordt de rode LED statisch. De installatie wordt
permanent uitgeschakeld
In beide gevallen wordt de fout in de storingenlijst (parameter 73) van
de WPM opgenomen. Na het verhelpen van de storing kan na
10 minuten de werking weer worden hervat; de LED gaat uit.
Voor het wissen van storingen op de IWS moet parameter 78 wor-
den geselecteerd en door het bedienen van de PRG-toets moet de
IWS teruggezet (reset) worden. De interne teller wordt daarmee op
Looptijd ventilator
nul gezet.
25 seconden
Warmtepompstoringen die door de LED worden weergegeven:
55 seconden
Hogedrukstoring, lagedrukstoring, verzamelstoring en hardwarefout op
de IWS. (zie parameter 73)
95 seconden
Groene LED midden: Knippert tijdens de initialisering en wordt na de
Permanente loop
succesvolle uitgifte van het busadres statisch. Alleen dan bestaat de
communicatie met de WPM.
Groene LED rechts: Brandt bij ingesteld STAND-ALONE-bedrijf per-
manent.
de vorstbescherming bij een buiten opgestelde warmte-
pomp gaat verloren.
Lichtdiodes
Draaischakelaar
19