5 Inbedrijfname
Zie montageaanwijzing van de
WPMW
warmtepompmanager WPM.
Voor de controle van de functie van de
ventilator van de behuizing moet de warmte-
pomp ingeschakeld zijn en ten minste 20 min
hebben gelopen. Wanneer de warmtepomp
doorloopt, functioneren de ventilator en de
besturing correct.
Wanneer ook warmwater moet
worden bereid mag parameter 42
WPMW
„WP-trappen voor warmwater"
alleen op 01 of 02 worden ingesteld.
6 Werking en bediening
Voor de werking van de warmtepomp is de
warmtepompmanager WPM noodzakelijk.
Deze regelt de gehele verwarmingsinstallatie.
Hieraan worden de noodzakelijke instellingen
uitgevoerd.
Zie gebruiksaanwijzing van de
WPMW
warmtepompmanager WPM.
Alle instellingen van de wamtepompmanager
WPM moeten door de vakman worden uit-
gevoerd.
De spanningstoevoer van de
warmtepomp mag ook buiten de
verwarmingsperiode niet worden
onderbroken, omdat de ontluchting van
de behuizing het hele jaar door gewaar-
borgd moet zijn. Normaal gesproken is
het uitschakelen van de installatie in de
zomer niet noodzakelijk, daar de WPM
over een automatische zomer- / winter-
omschakeling beschikt. Bij het buiten
werking stellen van de installatie moet de
WPM stand-by worden gezet. De veilig-
heidsfuncties ter bescherming van de in-
stallatie blijven zo behouden, (bijv. vorst-
bescherming)
Bij volledig uitgeschakelde warmtepomp
moet bij vorstgevaar de warmtepomp aan
de waterzijde leeggemaakt worden.
18
7 Onderhoud en reiniging
7.1 Onderhoud
De warmtepomp werkt volautomatisch en
heeft geen bijzonder onderhoud nodig
Indien er warmte-energietellers zijn inge-
bouwd moeten de snel verstopt rakende
zeven hiervan regelmatig worden gereinigd.
De luchtintrede- en uittrede-
openingen van de warmtepomp
moeten vrij van sneeuw en bladeren wor-
den gehouden.
7.2 Reiniging
7.2.1 De verdamperlamellen, die na het ver-
wijderen van het bekledingsdeel aan de con-
densorzijde toegankelijk zijn, moeten regel-
matig van loof en verontreinigingen worden
bevrijd.
7.2.2 De condenswaterafvoer regelmatig
controleren. Verontreinigingen en
verstoppingen verhelpen.
7.2.3 Bij storingen van de werking van de
warmtepomp door aanslag van corrosie-
producten (roestslib) in de condensor helpt
alleen chemisch losmaken met behulp van
geschikte oplosmiddelen en spoelpomp door
de servicedienst.