3.10 Afvoer condenswater
3.10.1 Voor de afvoer van condenswater
moet een 3/4"-slang worden gebruikt die aan
de hiervoor bestemde aansluitstomp op de
lekbak moet worden aangesloten.
De afvoerslang voor het condenswater moet
met verloop omlaag en aan de zijkant of
onderkant uit de warmtepomp worden ge-
voerd (zie afb. 11 en 12) , daarvoor even-
tueel de kabeldoorvoering pos. 8 (afb. 12)
opensnijden.
3.10.3 Bij binnenopstelling, moet het ont-
dooiwater in een afvoer worden geleid. Bij
onvoldoende verloop wordt aanbevolen een
condensaatpomp te gebruiken.
Wanneer voor de afvoer van het condens-
water de condensaatpomp PK 3 (bestelnr.
Zie paragraaf 1.6) wordt gebruikt, moet de
warmtepomp ca. 100 mm hoger worden
geplaatst (fundering volgens afb. 4) of het
standvlak van de condensaatpomp ca. 100
mm lager worden gekozen.
3.11 Buffervat
Om een storingsvrije werking van de
warmtepomp te garanderen moet een
buffervat worden toegepast. Het buffervat
(buffervat SBP) dient niet alleen voor de
hydraulische ontkoppeling van de volume-
stromen in warmtepomp en verwar-
mingscircuit maar vooral als energiebron
voor het ontdooien van de verdamper.
3.12 Tweede verwarmingstoestel
Bij bivalente verwarmingssystemen moet de
warmtepomp altijd in de retourleiding van het
Montage en bekleding (buitenopstelling)
1
Basistoestel
3
Afdekking (buitenopstelling)
4
Aanbouwframe
5
Tussenwand
6
Zijwand ventilatorzijde
7
Zijwand verdamperzijde
8
Voorwand (compressorzijde)
9
Achterwand
Pos. 3 met 4, 2 en 5 moeten voor
de water- en elektrische aansluiting
aan pos. 1 worden gemonteerd
(zie ook paragraaf 3.6)
Afb. 15
tweede verwarmingstoestel (bijv. olieketel)
worden geïntegreerd.
3.13 Ventilator controleren
De ventilator moet de voorgeschreven draai-
richting tonen (zie afb. 13).
Door ondeskundig transport kan een geringe
verplaatsing van de ventilator worden ver-
oorzaakt zodat het ventilatorwiel tegen het
inlaatmondstuk aanloopt. Eventueel kan de
houder van de ventilator in de langgaten naar
links of rechts worden verschoven. Een ver-
stelling in de hoogte kan met een overeen-
komstige verplaatsing van de afstands-
1
3
2
1 Afstand hoekplaten, boven
2 Afstand-hoekplaten, onder
3 Ventilator
Afb. 13
9
hoekbevestigingen (afb. 13) van boven naar
beneden en omgekeerd mogelijk zijn.
3.14 Slang van de drukdoos aanbrengen
De slang van de drukdoos (is bij de
levering aan de verzamelpijp van de ver-
damper bevestigd) moet met een gelijkmatig
verloop van de schakelkast door een kabel-
doorvoering van de tussenmuur worden
geleid. Het slangeinde in de opening van de
kunststof klep (aan de verdamperzijde van de
tussenwand) steken en ca. 10 cm uit de
tussenmuur laten steken. (zie afb. 14 ).
1 Siliconenslang
2 Kabeldoorvoering
3 Tussenwand
4 Aanbouwframe
Afb. 14
2
1
2
3
4
13