10. Open het ventiel om de kalibratiestandaard te verwijderen en sluit het ventiel vervolgens weer.
11. Bekijk het kalibratieresultaat:
• COMPLETE (VOLTOOID)—De sensor is gekalibreerd en klaar om monsters te meten. De
kalibratieoffsetwaarde wordt weergegeven op het display.
• FAIL (MISLUKT)—De kalibratie-offset valt buiten de geaccepteerde limieten. Voer de kalibratie
opnieuw uit.
12. Als de kalibratie is voltooid, drukt u op bevestigen.
13. Verwijder de stop en het ventiel om de kalibratiestandaard te verwijderen.
14. Gooi de open ampul weg.
15. Gooi de inhoud van de kuvet weg.
16. Sluit de monsterslangen aan op de sensor.
17. Start de waterflow naar de sensor en druk vervolgens op bevestigen.
Het uitgangssignaal keert terug naar de actieve toestand en meetwaarde van het monster wordt
weergegeven op het meetscherm.
4.7 Een 2-punts kalibratie uitvoeren
Gevaar van blootstelling aan chemicaliën. Volg alle veiligheidsvoorschriften van het laboratorium op en draag alle
persoonlijke beschermingsmiddelen die geschikt zijn voor de gehanteerde chemicaliën. Raadpleeg de huidige
veiligheidsinformatiebladen (MSDS/SDS) voor veiligheidsprotocollen.
Gevaar van blootstelling aan chemicaliën. Chemicaliën en afval dienen te worden afgevoerd in
overeenstemming met de plaatselijke, regionale en nationale voorschriften.
Opmerkingen:
• De kalibratiecurve van de sensor is in de fabriek ingesteld voor prestaties volgens de specificaties.
Neem contact op met de technische ondersteuning voor meer informatie.
• Een 2-puntskalibratie wijzigt de standaard offset- en hellingwaarde.
• Laat de inhoud van een ampul niet bevriezen omdat de ampul hierdoor zou kunnen breken.
• Als de standaardampullen gekoeld of bevroren zijn, verhoog dan de temperatuur van de
standaardampullen tot kamertemperatuur en houd ze 24 uur op kamertemperatuur. Schud de
standaardampullen daarna gedurende 30 tot 60 seconden voor gebruik.
• Warmte zal de fenantreenstandaarden aantasten als de standaarden langer dan 12 uur worden
opgeslagen bij 35 °C (95 °F).
Te verzamelen item: Kalibratiekit
1. Reinig de sensor. Raadpleeg
losgekoppeld.
2. Selecteer SENSOR SETUP (SONDE SETUP) > [selecteer sensor] > CALIBRATE
(KALIBREREN) > 2 POINT MANUAL (2-PUNT MANUEEL).
3. Wanneer er in het menu Security een wachtwoord voor de controller is geactiveerd, dient u het
wachtwoord in te voeren.
4. Selecteer een optie.
Optie
ACTIVE (AAN)
214 Nederlands
W A A R S C H U W I N G
V O O R Z I C H T I G
De sensor reinigen
op pagina 218. Houd de monsterslang
Beschrijving
De controlleruitgangen blijven de laatst gemeten waarde weergeven tijdens
de kalibratieprocedure.