9.2
Olietoevoerleidingen dimensioneren
De brander kan zowel in een eenpijp- als in een
tweepijpsysteem aangesloten worden. Bij toepassing
van een eenpijpsysteem worden de aanzuigleiding en
de retourleiding aangesloten op een stookoliefilter met
een retourtoevoer. Er wordt dan één pijp van de
stookoliefilter met retourtoevoer naar de olietank geleid.
AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER
Bij toepassing van het eenpijpsysteem
raden wij u aan een oliefilter met
automatische ontluchtingsfunctie in te
bouwen.
Tot de lengte van de olieleiding worden alle horizontale
en verticale leidingen evenals de bochten en
koppelstukken gerekend.
De in de tab. 10 tot tab. 13, pagina 40 tot pagina 41
aangegeven maximum lengte van de aanzuigleiding in
meter wordt bepaald in functie van de aanzuighoogte en
de kleine leidingdiameter. Bij de berekening wordt er
rekening gehouden met de afzonderlijke weerstanden
van het terugslagventiel, de afsluitkraan en de vier
bochten bij een olieviscositeit van ca. 6 cSt.
Bij extra weerstanden, b.v. door koppelstukken en
bochten, moet de leidinglengte dienovereenkomstig
worden gereduceerd.
Bij het leggen van de olieleiding moet u uiterst
zorgvuldig te werk gaan. De noodzakelijke
leidingdiameter is afhankelijk van de statische hoogte en
van de leidinglengte (zie tabellen op de volgende
pagina's).
De leiding voor de olietoevoer moet zo dicht bij de
brander gebracht worden, dat de flexibele
aansluitslangen zonder mechanische spanning
aangesloten kunnen worden.
Maak gebruik van de geschikte materialen voor de
olieleidingen. Bij koperleidingen mogen alleen metalen
snijringkoppelingen met steunhulzen worden gebruikt.
Logatop BE 1.3 en 2.3 GB125 - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
Installatie voor olietoevoer ontwerpen
9
39