6.3
Olieleiding ontluchten
Om de werking van de brander te garanderen, moet u
de installatie voor olietoevoer controleren (zie hoofdstuk
9 "Installatie voor olietoevoer ontwerpen", pagina 38).
Met name bij oudere installaties moeten de
zuigweerstand en de dichtheid gecontroleerd worden.
Schakel de verwarmingsinstallatie stroomloos door
middel van de bedrijfsschakelaar van de BC10.
Sluit de afsluitkraan voor de stookolie.
Monteer de vacuümmeter (afb. 14, pos. 3) met
transparante slang (afb. 14, pos. 4; toebehoren),
zoals te zien is in 14, tussen de oliefilter (afb. 14,
pos. 5) en de olieaanzuigleiding (afb. 14, pos. 1).
Open de afsluitkraan voor de stookolie.
Schakel de cv-installatie met de bedrijfsschakelaar
van de BC10 in.
AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER
Aangezien de brander vanuit de fabriek in
storing geleverd wordt, moet u de brander
voor de eerste inbedrijfstelling ontstoren
door de resettoets (afb. 16, pos. 3,
pagina 18) in te drukken. Of druk de
resettoets aan de SAFe 30 in (zoals
hieronder beschreven).
Start de motor met behulp van de
kamerbedieningseenheid (zie servicevoorschrift van
de kamerbedieningseenheid).
Ontlucht de olieleiding.
Controleer aan de transparante slang (afb. 14,
pos. 4) of er zich in de aangezogen stookolie geen
luchtbellen bevinden.
Schakel de motor met behulp van de
kamerbedieningseenheid uit (zie servicevoorschrift
van de kamerbedieningseenheid).
SCHADE AAN DE INSTALLATIE
door defecte oliepomp.
OPGELET!
Laat de oliepomp nooit langer dan vijf
minuten zonder olie draaien.
AANWIJZING VOOR DE GEBRUIKER
Indien nodig moet u de dichtheid en het
vacuüm controleren (zie hoofdstuk 9.3
"Vacuüm controleren", pagina 42).
Logatop BE 1.3 en 2.3 GB125 - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
Brander in bedrijf stellen
2
1
Afb. 14 Oliefilter, vacuümmeter en transparante slang
Pos. 1: olieaanzuigleiding
Pos. 2: digitale branderautomaat SAFe 10
Pos. 3: vacuümmeter
Pos. 4: transparante slang
Pos. 5: oliefilter
6
3
4
5
17