8
Aanvullende werkzaamheden uitvoeren
8
Aanvullende werkzaamheden uitvoeren
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de stroom van
de fotocel moet meten en de rookgaszijdige dichtheid
kan controleren.
8.1
Stroom van de fotocel (vlambeveiliging) meten
U kan de stroom van de fotocel oproepen aan de
kamerbedieningseenheid (zie servicevoorschrift van de
kamerbedieningseenheid).
De voelerstroom moeten tijdens werking ten minste
50 µA (zonder vlam < 5 µA) bedragen.
Als de stroom van de fotocel kleiner is dan 50 µA, moet
u de fotocel reinigen en de opening naar de vuurhaard
controleren.
Fotocel controleren en reinigen
Trek de fotocel, wanneer de brander draait, aan de
voorziene plaats uit de houder.
Controleer aan de opening of er een vlam zichtbaar
is.
Reinig de fotocel met een zachte doek.
Steek de fotocel weer op zijn plaats.
8.2
Dichtheid aan stookgaszijde controleren
Omwille van ondichtheden aan het ketelblok of aan de
rookgasinstallatie kunnen er foutieve metingen van het
CO
-gehalte uitgevoerd worden. In de rookgasleiding
2
wordt er omwille van het toegevoegde luchtaandeel een
geringer CO
-gehalte gemeten dan er eigenlijk
2
aanwezig is in de rookgassen. Bij bedrijfsstoringen of
onbevredigende verbrandingsresultaten moet u de
CO
-meting aan de hand van het volgende procédé
2
controleren.
8.2.1 Knikpunt bepalen
De brander werkt doorgaans met luchtoverschot.
Wanneer de hoeveelheid olie de maximum hoeveelheid
die nog net compleet verbrand kan worden benadert, is
er een duidelijke toename van de CO-uitstoot.
Bij de brander kan deze toename vanaf een CO
gehalte van 14,8 % worden geobserveerd. Dat wordt
ook wel het knikpunt genoemd.
36
-
2
Logatop BE 1.3 en 2.3 GB125 - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.