VOORZICHTIG
• Zorg dat u een borduurpatroon voor het werken
met de spoel selecteert wanneer u met de spoel
werkt. Als u een ander soort patroon selecteert, kan
de machine beschadigd raken.
Opmerking
• Wanneer u een borduurpatroon voor het
werken met de spoel selecteert, wordt de
borduursnelheid standaard ingesteld op
100 spm. In het scherm Instellingen kunt u
de snelheid alleen aanpassen van 100 spm
tot een maximale naaisnelheid van 350
spm.
Memo
• Wanneer u een borduurpatroon voor het
werken met de spoel selecteert, wordt de
automatische draadknipfunctie
uitgeschakeld. Als u daarna een ander
patroon selecteert dan voor het werken met
de spoel, wordt de automatische
draadknipfunctie teruggezet op de instelling
die was geselecteerd voordat u het
borduurpatroon voor het werken met de
spoel koos.
h
Druk op
.
→ De display voor borduren verschijnt.
Opmerking
• Aangezien u bij het werken met de spoel
aan de achterkant van de stof naait, wordt
het patroon in het scherm weergegeven als
een spiegelbeeld van het uiteindelijke
borduurwerk. Klap de afbeelding
desgewenst om als u een voorbeeld wilt
bekijken. Wanneer u naait met de
garenkleuren die in het naaischerm worden
weergegeven, moet u bovendien een
onderdraad selecteren die overeenkomt
met wat u in het scherm ziet.
a Afbeelding in scherm
Memo
• Bij borduurpatronen voor het werken met
de spoel kunt u de grootte en de
draaddichtheid niet wijzigen. Bovendien kan
de automatische draadknipfunctie niet
worden ingeschakeld.
i
Druk op
en pas vervolgens de
bovendraadspanning aan.
Voor meer bijzonderheden over het draaien van
het patroon, zie "Draadspanning aanpassen" op
pagina E-30.
Memo
• We raden een instelling tussen 6 en 8 aan
voor de bovendraadspanning.
WERKEN MET DE SPOEL
b Genaaid borduurwerk
(voorkant van de stof)
Bijlage A-9
A
1