Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Onderhoud Aan Het Brandstofsysteem; De Luchtfilter Onderhouden - Briggs & Stratton 130000 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Beschikbare talen
  • NL

Beschikbare talen

  • DUTCH, pagina 71
Zie het gedeelte Specificaties voor de oliecapaciteit.
Korte peilstok, indien geïnstalleerd
1.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 16). Gebruik een doek om olie van de peilstok
te verwijderen.
2.
Plaats de peilstok (A, afbeelding 16). Draai de peilstok niet of klem deze niet
vast.
3.
Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. Het correcte oliepeil is bovenaan bij de
indicator voor vol (B, afbeelding 16) op de peilstok.
4.
Als het oliepeil laag is voegt u langzaam olie toe via de olievulopening (C,
afbeelding 16). U mag niet te veel olie bijvullen. Wacht één minuut en controleer het
oliepeil opnieuw. Zorg ervoor dat het oliepeil correct is.
5.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, afbeelding 16).
Verlengde peilstok, indien geïnstalleerd
1.
Verwijder de peilstok (A, afbeelding 17). Gebruik een doek om resterende olie van
de peilstok te verwijderen.
2.
Plaats de peilstok (A, afbeelding 17). Draai de peilstok niet of klem deze niet
vast.
3.
Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. Het correcte oliepeil is bovenaan bij de
indicator voor vol (B, afbeelding 17) op de peilstok.
4.
Als het oliepeil laag is voegt u langzaam olie toe via de olievulopening (C,
afbeelding 17). U mag niet te veel olie bijvullen. Wacht één minuut en controleer het
oliepeil opnieuw. Zorg ervoor dat het oliepeil correct is.
5.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, afbeelding 17).
Sluit de bougiekabel aan op de bougie. Raadpleeg het hoofdstuk Olie verwijderen.
6.
Tandwielreductieolie vervangen
Sommige motoren zijn uitgerust met een tandwielreductie-unit. Raadpleeg, indien
aanwezig, de stappen voor een van de tandwielreductie-units die volgen.
2:1 Kettingreductie-unit
Als de motor is uitgerust met een 2:1 kettingreductie-unit (G, afbeelding 18), is
een verversen van de olie niet noodzakelijk. De olie in de motor smeert ook de
kettingreductie-unit.
6:1 Tandwielreductie-unit
Indien uw motor is uitgerust met een 6:1 tandwielreductie-unit, voert u de volgende
stappen uit:
1.
Verwijder de olievulplug (A, afbeelding 19) en de oliepeilplug (B).
2.
Verwijder de olieaftapplug (C, afbeelding 19) en tap de olie af in een goedgekeurde
opvangbak.
3.
Plaats de olieaftapplug en draai deze vast (C, afbeelding 19).
4.
Voeg langzaam tandwielreductieolie (80W-90) toe via de olievulopening (D,
afbeelding 19). Blijf de tandwielreductieolie (80W-90) toevoegen totdat de olie uit
het oliepeilgat (E) komt.
5.
Plaats de oliepeilplug en zet deze vast (B, afbeelding 19).
6.
Plaats de olievulplug en zet deze vast (A, afbeelding 19).
OPMERKING: De olievulplug (A, afbeelding 19) heeft een ontluchtingsopening (F) en
moet worden gemonteerd op de bovenzijde van de afdekking van de tandwielkast, zoals
afgebeeld.

De luchtfilter onderhouden

WAARSCHUWING 
Brandstof dampen zijn ontbrandbaar en explosief. Brand of explosies kunnen
brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
De motor niet starten en gebruiken als de luchtreiniger (indien aanwezig) of het
luchtfilter (indien aanwezig) is verwijderd.
OPGEPAST 
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan beschadiging aan het
filter tot gevolg hebben en oplosmiddelen lossen het filter op.
Zie het Onderhoudsschema voor het benodigde onderhoud.
Verschillende modellen gebruiken een schuim of een papieren filter. Sommige modellen
kunnen ook uitgerust zijn met een optioneel voorfilter dat kan worden gereinigd en
opnieuw gebruikt. Vergelijk de afbeeldingen in deze handleiding met het type dat op uw
motor is gemonteerd en voer onderhoud op basis daarvan uit.
Papieren luchtfilter
1.
Maak de bevestiging(en) (A, afbeelding 20) los.
76
2.
Verwijder het deksel (B, afbeelding 20).
3.
Verwijder de bevestiging (E, afbeelding 20).
4.
Haal het voorfilter (D, afbeelding 20) en het filter (C) voorzichtig uit de houder van
het luchtfilter (F).
5.
Tik het filter (C, afbeelding 20) zachtjes op een hard oppervlak om het vuil los te
maken. Als het filter vuil is, vervangt u het door een nieuw filter.
6.
Verwijder het voorfilter (D, afbeelding 20) uit het filter (C).
7.
Was het voorfilter (D, afbeelding 20) in water met een vloeibaar reinigingsmiddel.
Laat het voorfilter volledig aan de lucht drogen. Smeer het voorfilter niet.
8.
Monteer het droge voorfilter (D, afbeelding 20) op het filter (C).
9.
Monteer het filter (C, afbeelding 20) en het voorfilter (D) op de houder van het
luchtfilter (F) en op tapbout (G). Controleer of het filter correct gemonteerd is op de
houder van het luchtfilter met een bevestiging (E).
10. Monteer de deksel (B, afbeelding 20) en zet deze vast met de bevestiging(en) (A).
Zorg dat de bevestiging(en) goed vast zit(ten).
Schuim luchtfilter
1.
Maak de bevestiging(en) (D, afbeelding 21) los die het deksel (A) bevestigd
houden.
2.
Verwijder het deksel (A, afbeelding 21), de houder (C) en het filter (B).
3.
Tik het filter (B, afbeelding 21) zachtjes op een hard oppervlak om het vuil los te
maken. Als het filter vuil is, vervangt u het door een nieuw filter.
4.
Installeer de houder (C, afbeelding 21) op het filter (B).
5.
Plaats het deksel (A, afbeelding 21) en zet het vast met de bevestiging(en) (D).
Controleer of de bevestiging(en) goed vastzit(ten).
Papieren luchtfilter
1.
Maak de bevestiging(en) (D, afbeelding 22) los.
2.
Verwijder het deksel (A, afbeelding 22).
3.
Verwijder het voorfilter (C, afbeelding 22), indien aanwezig, en het filter (B).
4.
Tik het filter (B, afbeelding 22) zachtjes op een hard oppervlak om het vuil los te
maken. Als het filter vuil is, vervangt u het door een nieuw filter.
5.
Was het voorfilter (C, afbeelding 22), indien aanwezig, in water met een vloeibaar
reinigingsmiddel. Laat het voorfilter volledig aan de lucht drogen. Smeer het
voorfilter NIET.
6.
Installeer het droge voorfilter (C, afbeelding 22), indien aanwezig, en het filter (B).
7.
Plaats het deksel (A, afbeelding 22) en zet het vast met de bevestiging(en) (D).
Controleer of de bevestiging(en) goed vastzit(ten).

Onderhoud aan het brandstofsysteem

WAARSCHUWING 
Brandstof en brandstofdampen zijn ontvlambaar en explosief. Brand of explosies
kunnen brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
Houd brandstof uit de buurt van vonken, open vuur, waakvlammen, hitte en
andere ontstekingsbronnen.
Controleer regelmatig de brandstofleidingen, brandstoftank, brandstofvuldop en
aansluitingen op scheuren of lekkages. Vervang beschadigde onderdelen.
Indien brandstof wordt gemorst, wacht tot deze verdampt is voordat u de motor
start.
Brandstoffilter, indien geïnstalleerd
1.
Wanneer u het brandstoffilter (A, afbeelding 23) vervangt, moet u eerst de
brandstoftank aftappen of de brandstofafsluitklep sluiten. Als de brandstoftank
niet wordt afgetapt, kan brandstoflekkage optreden en brand of een explosie
veroorzaken.
2.
Druk de lipjes (B, afbeelding 23) op de klemmen (C) samen met een tang. Beweeg
de klemmen daarna weg van het brandstoffilter (A).
3.
Draai en trek de brandstofleidingen (D, afbeelding 23) van het brandstoffilter af.
4.
Controleer de brandstofleidingen (D, afbeelding 23) op barsten of lekkage. Vervang
indien noodzakelijk de brandstofleidingen.
5.
Vervang het brandstoffilter (A, afbeelding 23).
6.
Bevestig de brandstofleidingen (D, afbeelding 23) met klemmen (C).
Brandstofzeef, indien geïnstalleerd
1.
Verwijder de brandstofdop (A, afbeelding 24).
2.
Verwijder de brandstofzeef (B, afbeelding 24).
3.
Reinig of vervang de brandstofzeef wanneer deze vuil is. Vervang een
brandstofzeef altijd door een origineel vervangingsonderdeel.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave