Verbrandingsgas voor de FID
Uitlaatgas
ATTENTIE!
Spoelgas naar de gasafnamesonde
Persluchttoevoer voor terugspoeling van de gasafnamesonde (optie)
ACF5000 FTIR-ANALYSESYSTEEM | CI/ACF5000-NL REV. B
•
Twee-trapsflessendrukregelaar met debietbegrenzer (uitvoering voor
zuiverste gassen) op de verbrandingsgasflessen aansluiten.
•
Verbrandingsgasleiding op de hiertoe voorziene
scheidingswandverbinding aansluiten. In deze
scheidingswandverbinding is om veiligheidsredenen (zie pagina 9) een
debietbegrenzer geïntegreerd die het verbrandingsgasdebiet tot 10 l/h
beperkt.
Deze scheidingswandverbinding is een veiligheidsrelevant component. Deze
mag alleen worden vervangen door gecertificeerd onderhoudspersoneel!
•
Als het analysesysteem met de optie "Waterstofbewaking van de
analysekast" is uitgerust (zie pagina 16), de verbrandingsgasleiding op
de ingang van de H
2
is fabrieksmatig met de scheidingswandverbinding met de
geïntegreerde debietbegrenzer verbonden.
•
Dichtheid van de verbrandingsgasleiding controleren: stel de
hogedruktrap van de drukregelaar van de verbrandingsgasfles in op
p
= 1200 ± 100 hPa (1,2 ± 0,1 bar) en spoel de verbrandingsgasleiding.
e
Controleer de dichtheid van de verbrandingsgasleiding met een
waterstoflekzoeker (meetprincipe: thermische geleidbaarheid).
Verbrandingsgasfles sluiten.
•
Uitlaatgasleiding aansluiten (kortst mogelijke leiding met de grootst
mogelijke binnendiameter). Laat het uitlaatgas vrij uitstromen; installeer
geen smoorkleppen of afsluitkleppen. De binnendiameter van de
uitlaatgasleiding moet zo dicht mogelijk bij de achterkant van de
analysekast worden uitgezet om tegendruk te voorkomen als gevolg van
de lange kabellengte.
•
Zorg voor scheiding van lucht en condensaat na het uittreden. Vanwege
het gastransportprincipe wordt het meetgas na de meting in de
instrumentenlucht in de verhouding van ca. 1:5 verdund. Toch kan er
condensatie optreden wanneer het dauwpunt van het water in het
mengsel de omgevingstemperatuur bereikt.
De uitlaatgasleiding op de meetgasuitgang moet beslist dalend worden
gelegd. Anders bestaat het risico dat condensaat ontstaat met corrosieve
componenten, wat kan leiden tot lekkage.
•
Spoelgasleiding naar de gasafnamesonde (voor noodspoeling en
ijkgasuitschakeling op de sonde) aansluiten. De spoelgasleiding kan op
dezelfde route als de meetgasleiding worden gelegd.
•
Perslucht voor reiniging van het afnamefilter en de sondebuis (optie
terugspoeling) op de bijbehorende aansluitingen om de
sondebeschermingskast aansluiten.
-veiligheidsklep aansluiten. De uitgang van deze klep
41