5 Voor de installatie
Afb.17 Benodigde ruimte voor
5 0 0
2 5
0
Afb.18 Benodigde ventilatie voor enkel de
schoorsteenmodellen
26
EFU C
1 2 0
0
*
1 0 0
*
* *
5 0 0
0
1 0 0
MW-1000028-6
MW-1000029-4
5.3.2 Benodigde opstelruimte voor de ketel
Zorg voor voldoende ruimte rond de ketel voor een goede bereikbaarheid
en vereenvoudiging van alle eventueel uit te voeren onderhoudswerk
zaamheden.
* Het is mogelijk om de rechter- en linkermaten te verwisselen.
** 1000 mm als de MY435 verbrandingsluchttoevoer kit voor gedwongen
rookgasafvoer is geïnstalleerd.
5.3.3 Ventilatie
Om de toevoer van verse lucht voor verbranding te verzekeren moet de
ketelruimte voldoende geventileerd zijn. De ventilatiekanaaldoorlaat en de
opstelling moeten voldoen aan de geldende voorschriften:
NBN D 51-003: Binneninstallaties voor aardgas en plaatsing van de ge
bruiksapparatuur.
NBN B 61-001: Ketelruimtes en schoorstenen
NBN D 61-002: Centrale verwarmingsketels met een nominaal vermo
gen kleiner dan 70 kW - Voorschriften voor hun opstellingsruimte, venti
latie, luchttoevoer en rookgasafvoer.
Toelichting
Bewaar geen chloor- of fluorhoudende verbindingen in de buurt
van de ketel. Deze stoffen zijn buitengewoon corrosief en kunnen
de verbrandingslucht verontreinigen. Chloor- of fluorhoudende
verbindingen bevinden zich in spuitbussen, verf, oplosmiddelen,
reinigingsmiddelen, waspoeder, wasmiddelen, lijm en strooizout.
Toelichting
De leidingen voor de toevoer van lucht, de afvoer van verbran
dingsgassen of het wegstromen van het condenswater niet afslui
ten (ook niet gedeeltelijk) Voorkom sifonvorming in het rookgas
buizenstelsel en de condensaatafvoerleiding om ophoping van
condens te vermijden.
Type B rookkanaalsysteem - schoorsteen-versie
Plaats de luchtinlaten zodanig ten opzichte van de bovenste ventilatieope
ningen dat de lucht in de stookruimte overal wordt ververst.
5.3.4 Locatie kiezen voor de buitentemperatuursensor
Het is belangrijk een plaats te kiezen waar de sensor de buitensituatie
goed en efficiënt kan meten.
Aanbevolen locaties
Plaats de buitensensor op een locatie die aan de volgende kenmerken
voldoet:
Op een gevel van de te verwarmen ruimte, indien mogelijk op het noor
den.
Halverwege de muur van de te verwarmen ruimte.
Onder invloed van wisselende weersomstandigheden.
Beschermd tegen direct zonlicht.
7611888 - v01 - 28092015