Menu: vaste brandstofketel
Retourbegrenzing
Minimaal gewenste retourtempera-
tuur
Hier stelt men de minimaal gewenste
retourtemperatuur in om bijv. condense-
ren van de ketel te voorkomen.
Aanvoerbeïnvloeding van retour-
regeling
De retourregeling kan (indien gewenst)
meehelpen om de gewenste aanvoer-
temperatuur te bereiken. De aanvoer-
beïnvloeding van de retourregeling kan
in- of uitgeschakeld worden.
Vorstbescherming vaste brandstof-
ketel
Bij vorstgevaar schakelt de ketelpomp
in, hoewel er geen warmtevraag aan-
wezig is.
Restwarmtefunctie
Door de ketelpomp-nalooptijd wordt de
restwarmte van het ketelcircuit afge-
voerd. Daardoor wordt een oververhit-
ting en een eventuele uitschakeling
door de maximaalthermostaat voor-
komen.
Maximale duur restwarmtefunctie
De restwarmtefunctie wordt na de hier
ingestelde maximale duur afgebroken.
Pomptoerental
Het pomptoerental wordt door deze
instellingen naar onder en boven be-
grensd.
52
Regelnr.
Bedieningsregel
4153
Minimaal gewenste retourtemperatuur
4158
Aanvoerbeïnvloeding van retourreg.
Aan
Uit
Regelnr.
Bedieningsregel
4170
Installatie vorstbescherming vaste
brandstofketelpomp
Regelnr.
Bedieningsregel
4190
Max. duur restwarmte
4192
Restwarmte vrijgave
Eenmalig
Meerdere keren
Restwarmtevrijgave
De restwarmtefunctie kan eenmalig of
tijdens bedrijf meerdere keren uitge-
voerd worden.
Eenmalig
De restwarmtefunctie blijft na afloop
uitgeschakeld.
Regelnr.
Bedieningsregel
4201
Minimaal pomptoerental
4202
Maximaal pomptoerental
Fabrieksinstelling
60° C
Fabrieksinstelling
Fabrieksinstelling
- - -
Eenmalig
Meerdere keren
De restwarmtefunctie wordt opnieuw
ingeschakeld wanneer er aan de
inschakelcriteria wordt voldaan.
Fabrieksinstelling
100%
100%
Uit
Uit