Menu: verwarmingsgroepen
Gewenste aanvoerwaarde -
begrenzingen
Met deze begrenzing kan een bereik
voor de gewenste aanvoerwaarde
worden gedefinieerd. Bereikt de
gevraagde gewenste aanvoertempera-
tuurwaarde van de verwarmingsgroep
de overeenkomstige grenswaarde, dan
blijft deze bij hoger wordende of lager
wordende warmtevraag constant op
maximale resp. minimale waarde.
Bij toepassing met een ruimtetempera-
tuuropnemer wordt de verwarmings-
groep dan ingeschakeld wanneer deze
ruimtetemperatuuropnemer warmte
vraagt. Afhankelijk van de geselecteer-
de instelling wordt een vaste tempera-
tuurwaarde of een weersafhankelijke
temperatuurwaarde gevraagd.
Instelling soort sturing
•
- - Temperatuurvraag volgens stook-
lijn
•
8 ... 95° C Temperatuurvraag vol-
gens ingestelde waarde*
Ruimte-invloed
Soorten sturing
Zodra een ruimtetemperatuuropnemer
wordt gebruikt, kan uit 3 verschillende
soorten sturing worden gekozen.
Zuivere weersafhankelijkheid
De aanvoertemperatuur wordt via de
verwarmingscurve afhankelijk van de
gemengde buitentemperatuur bere-
kend. Voor deze sturingswijze moet de
stooklijn correct ingesteld zijn, aange-
zien de regeling in deze instelling geen
rekening houdt met de ruimtetempera-
tuur.
Weersafhankelijkheid met ruimte-
invloed
De afwijking van de ruimtetemperatuur
t.o.v. de gewenste waarde wordt
geregistreerd en er wordt met de tem-
peratuurregeling rekening gehouden.
Zo kan rekening worden gehouden met
externe warmte en wordt een constan-
tere kamertemperatuur mogelijk.
34
Regelnr.
Bedieningsregel
VG1
VG2
740
1040
Gewenste aanvoerwaarde-minimum
741
1041
Gewenste aanvoerwaarde-maximum
742
1042
Gew. aanvoerwaarde ruimtethermostaat
TVw
Tvmax
Tvmin
Regelnr.
Bedieningsregel
VG1
VG2
750
1050
Ruimte-invloed
Instelling
- - - %
1...99 %
100 %
De invloed van de afwijking wordt pro-
centueel ingesteld. Hoe beter de refe-
rentieruimte is (onvervalste ruimtetem-
peratuur enz.), des te hoger kan de
waarde worden ingesteld.
Voorbeeld:
Ca. 60 %: goede referentieruimte
Ca. 20 %: ongunstige referentieruimte
Om de functie te activeren, moet het
volgende in acht worden genomen:
•
Een geplande ruimteopnemer
moet aangesloten zijn.
•
De instelling 'ruimte-invloed' moet
tussen 1 en 99% ingesteld zijn.
•
In de referentieruimte
(montageplaats ruimte-opnemer)
mogen geen geregelde radiator-
afsluiters aanwezig zijn.
(Eventueel toch aanwezige
radiatorafsluiters moeten op het
maximum worden geopend).
actuele gewenste aanvoerwaarde
gewenste aanvoerwaarde-maximum
gewenste aanvoerwaarde-minimum
Soort sturing
Zuivere weersafhankelijkheid
Weersafhankelijkheid met ruimte-invloed
Zuivere ruimtesturing
Zuivere ruimtesturing
De aanvoertemperatuur wordt geregeld
afhankelijk van de gewenste ruimte-
temperatuurwaarde, de actuele ruimte-
temperatuur en het actuele verloop
ervan. Een lichte stijging van de
ruimtetemperatuur zorgt bijv. voor een
directe reductie van de aanvoertem-
peratuur.
Om de functie te activeren moet het
volgende in acht worden genomen:
•
Een geplande ruimteopnemer
moet aangesloten zijn.
•
De instelling 'ruimte-invloed' moet
op 100% ingesteld zijn.
•
In de referentieruimte
(montageplaats ruimte opnemer)
mogen geen geregelde
radiatorafsluiters aanwezig zijn.
(Eventueel toch aanwezige
radiatorafsluiters moeten op het
maximum worden geopend).
Fabrieks-
instelling
8° C
80° C
80° C
Fabrieks-
instelling
20%