GAS 210 ECO PRO
15 .8 Werkingsprincipe
15 .9 Toestelbesturing
04112014 - 114495-05
Aan de inlaatzijde van de ventilator is de venturi geplaatst. Daar
worden lucht en gas in een vaste verhouding met elkaar gemengd.
Bij warmtevraag zal de ventilator gaan voorspoelen. De ventilator
zuigt de verbrandingslucht aan, die in de venturi optimaal met
het gas wordt gemengd. Het homogene lucht/gasmengsel wordt
door de ventilator naar de brander gebracht. Het mengsel wordt
vervolgens ontstoken door de gecombineerde ontstekings- en
ionisatie-elektrode, die tevens voor vlambewaking zorgt, waarna
de verbranding plaatsvindt. Na de verbranding worden de hete
rookgassen door de gietaluminium warmtewisselaar geleid. Hier
zullen de rookgassen hun warmte afdragen aan het cv-water in de
warmtewisselaar. Afhankelijk van de instellingen en de heersende
watertemperaturen, gemeten door de temperatuursensoren, wordt
het vermogen van de ketel geregeld. Bij rookgastemperaturen
beneden het dauwpunt (ca. 55°C, de temperatuur waarbij de in de
rookgassen aanwezige waterdamp begint te condenseren) zal de
waterdamp in de rookgassen condenseren in het onderste deel
van de warmtewisselaar. De warmte die bij dit condensatieproces
vrijkomt (de zogenaamde latente of condensatiewarmte) wordt
eveneens aan het cv-water overgedragen. Het gevormde con-
denswater wordt via een sifon afgevoerd. De rookgassen keren in
de condensbak en worden afgevoerd via de rookgasafvoerleiding.
De geavanceerde besturing van de ketel, de zogenaamde 'Com-
fort Master', zorgt voor een zeer betrouwbare warmtelevering. Dit
houdt in dat de ketel praktisch omgaat met negatieve invloeden uit
de omgeving (zoals waterzijdige doorstromingsproblemen, lucht-
transportproblemen e.d.). De ketel zal bij dergelijke invloeden niet
op storing gaan (vergrendeling), maar moduleert in eerste instantie
terug en gaat eventueel - afhankelijk van de aard van de omstan-
digheden - tijdelijk uit (blokkering of regelstop) om het na enige tijd
gewoon opnieuw te proberen. Zolang zich geen gevaarlijke situ-
atie voordoet, probeert de ketel altijd warmte te leveren. De ketel
kan worden uitgevoerd met een tweede retour (accessoire). Deze
tweede retour kan bijdragen aan extra rendement als er kringen
van verschillende temperaturen in de installatie voorkomen.
15 .9 .1 Temperatuurregeling
De Remeha Gas 210 ECO PRO is voorzien van een elektronische
temperatuurregeling op basis van aanvoer-, retour-, en ketelblok-
temperatuursensoren. De aanvoertemperatuur is instelbaar tussen
20 en 90ºC (fabrieksinstelling 80ºC).
15 .9 .2 Watergebrekbeveiliging
De Remeha Gas 210 ECO PRO is voorzien van een waterge-
brekbeveiliging op basis van temperatuur verschilmetingen, en
stijgingsmetingen.
15. Rendementsgegevens en labels
65