Fundering bij binnenopstelling
1
2
3
Estrik en isolatie contactgeluid, indien aanwezig, uitsparen.
Afb.3
Fundering bij buitenopstelling
2
5 0
3
1
1 Frame
2 Aanbouwframe
3 Flexibele drukslangen
Afb. 4
Randstenen voor buitenopstelling
2
1
1 Frame van het basistoestel
2 Aanbouwframe
Afb. 5
6
1 Warmtepomp
2 Demping contactgeluid
3 Zwevende vloer
4 Beton 110 cm x 135 cm x 20 cm
5 Rubberen mat
1350
Maten in mm
1140
5 0
Maten in mm
110 cm x 135 cm x 1 tot 2 cm of
geluiddempingspakket
(bestelnr. zie tabel 1.2) voor de
isolatie tussen betonvloer en
fundering
4
5
150
300
3 Opstelling, aansluiting,
geluidsemissie en eerste
inbedrijfname
3.1 Transport
Draaggordels kunnen voor het transport van
het basistoestel aan een willekeurige plaats aan
het onderste frame worden vastgehaakt.
De warmtepomp mag niet aan sterke stoten
worden blootgesteld. Kortdurend kantelen op
een van de lengtezijden is toegestaan
De bekleding, de aanzuig- en uitblaascombinatie
(bij buitenopstelling) alsmede de afdekking met
luchtslangaansluiting (bij binnenopstelling) zijn
aparte transporteenheden en worden pas op
de opstellingsplaats op het basistoestel ge-
monteerd.
3.2 Plaats van opstelling
De ondergrond voor het opstellen van de
warmtepomp moet horizontaal, vlak, solide en
duurzaam zijn.
Het frame van de warmtepomp moet gelijk-
matig op de ondergrond liggen. Een ongelijk-
matige ondergrond kan het geluidsgedrag van
de warmtepomp beïnvloeden.
De warmtepomp moet van alle zijden toe-
gankelijk zijn (VBG 20): De minimumafstand tot
de muur bedraagt 50 cm.
3.2.1 Bijzonderheden bij de buitenopstelling
Aanbevolen ondergrond :
– Fundering (afb. 4)
– Randstenen (afb. 5)
– Steenplaat
Voor de van de onderzijde in de warmtepomp
in te voeren water- en elektronische installa-
tieleidingen moet een uitsparing (vrije ruimte)
in de ondergrond worden gemaakt (afb. 4 en
9).
Paragraaf „Geluidsemissie bij buitenopstelling"
in acht nemen!
3.2.2 Bijzonderheden bij de binnenopstelling
Ondergrond: Beton of estrik
De water- en electrische installatieleidingen
werden door de afdekking van de bovenzijde
of van de zijkant in de warmtepomp gevoerd.
Op grond van het koelmiddel R290 moet het
volume van de opstellingruimte van de
warmtepomp ten minste 30 m³ bedragen. Indien
dit niet mogelijk is, is een niet afsluitbare
ventilatieopening met een vrije doorsnede van
ten minste 0,2 m² in de open lucht of een
permanente of van de behoefte afhankelijke
mechanische ventilatie met een volumestroom
van ten minste 75 m³/h absoluut noodzakelijk,
waarbij in de nabijheid van de vloer aangezogen
moet worden en de aan- en afvoerkanalen
zodanig in de open lucht moeten worden
aangebracht dat er geen kortsluiting van de
luchtzijde kan plaatsvinden.