5 Inbedrijfname
Zie montageaanwijzing van de
WPMW
warmtepompmanager WPM.
6 Werking en bediening
Voor de werking van de warmtepomp is de
warmtepompmanager WPM noodzakelijk.
Deze regelt de gehele verwarmingsinstallatie.
Hieraan worden alle noodzakelijk instellingen
uitgevoerd (zie bedieningshandleiding
WPMW).
Alle instellingen van de wamtepompmanager
WPM moeten door de vakman worden
uitgevoerd.
De spanningstoevoer van de
warmtepomp mag ook buiten de
verwarmingsperiode niet worden onder-
broken, omdat de ontluchting van de be-
huizing het hele jaar door gewaarborgd
moet zijn. Normaal gesproken is het uit-
schakelen van de installatie in de zomer
niet noodzakelijk, daar de WPM over een
automatische zomer- / winter-omscha-
keling beschikt. Bij het buiten werking
stellen van de installatie moet de WPM
stand-by worden gezet. De veiligheids-
functies ter bescherming van de installatie
blijven zo behouden. (bijv. vorstbescher-
ming)
Bij uitgeschakelde warmtepomp moet bij
vorstgevaar de warmtepomp aan de water-
zijde leeggemaakt worden.
16
7 Onderhoud en reiniging
7.1 Onderhoud
De warmtepomp werkt volautomatisch en
heeft geen bijzonder onderhoud nodig.
Indien er warmte-energietellers zijn inge-
bouwd moeten de snel verstopt rakende
zeven hiervan regelmatig worden gereinigd.
Bij binnenopstelling van de warmte-
pomp moeten de openingen van de
aanzuig- en uitblaasleiding vrij van sneeuw
en loof worden gehouden.
7.2 Reiniging
7.2.1 De verdamperlamellen, die na het
verwijderen van het bekledingsdeel aan de
condensorzijde toegankelijk zijn, moeten
regelmatig van loof en verontreinigingen
worden bevrijd.
7.2.2 De condenswaterafvoer regelmatig
controleren. Verontreinigingen en
verstoppingen verhelpen.
7.2.3 Bij storingen van de werking van de
warmtepomp door aanslag van corrosie-
producten (roestslib) in de condensor helpt
alleen chemisch losmaken met behulp van
geschikte oplosmiddelen en spoelpomp door
de servicedienst.