Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Luchtleiding; Vloeistofaanzuigleiding; Vloeistofuitlaatleiding - VERDER VERDERAIR VA 10 Instructies

Luchtgedreven membraanpompen
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie

Luchtleiding

Waarschuwing
Een zelfontlastende hoofdluchtkraan (B) moet in de
installatie aanwezig zijn, om lucht te laten ontsnappen die
opgesloten is blijven zitten tussen deze kraan en de pomp.
Zie Fig. 2–3. Opgesloten lucht kan de pomp onverwachts
aan het lopen brengen, wat kan resulteren in ernstige
verwondingen, zoals door vloeistof die in de ogen of op de
huid spat, verwondingen door bewegende delen,
of verontreiniging door gevaarlijke vloeistoffen.
Voorzichtig
De lucht die uit de pomp stroomt kan verontreinigingen
bevatten. Voer de uitlaatlucht naar een afgelegen plaats
indien de verontreiniging de vloeistofaanvoer kan
beïnvloeden. Zie Luchtuitlaatventilatie op pagina 9.
1.
Installeer de luchtleidingstoebehoren zoals aangegeven
in Fig. 2–3. Monteer deze accessoires aan de muur of
aan een muurbeugel. Let erop dat de luchtleiding die de
accessoires voedt degelijk geaard is.
a.
De vloeistofdruk is instelbaar. Met een luchtregelaar
(H) kunt u de druk regelen aan de luchtzijde.
b.
Plaats de ene zelfontlastende hoofdluchtkraan (B)
dicht bij de pomp en gebruik hem om opgesloten
lucht te laten ontsnappen. Zie de Waarschuwing
hierboven. Voorzie eveneens een zelfontlastende
hoofdluchtkraan (E) stroomopwaarts van alle
luchtleidingsaccessoires en gebruik die om de
accessoires af te sluiten tijdens werkzaamheden
voor schoonmaak en reparatie.
c.
Het luchtleidingsfilter (F) verwijdert schadelijk vuil en
vocht uit de aangevoerde perslucht.
2.
Monteer een elektrische geleidende, buigbare luchtslang
(C) tussen de toebehoren en de 1/4 npt(f) luchtinlaat van
de pomp (zie Fig. 4). Gebruik een luchtslang met een
binnendiameter van minstens 6,3 mm. Schroef een
snelkoppeling (D) op het eind van de luchtslang (C) en
schroef de bijpassende nippel goed op de luchtinlaat van
de pomp. Plaats de koppeling (D) nog niet op de nippel.
6
819.0374

Vloeistofaanzuigleiding

1.
Gebruik met een geleidende pomp (van acetaal)
geleidende slangen. Als u een niet–geleidende pomp
gebruikt, aard dan het vloeistofsysteem. Zie Aarding op
pagina 5. De materiaalinlaat van de pomp is 3/8 bspt.
Zie Fig. 4. Schroef de vloeistoffitting in de pomp tot hij
aansluit.
2.
Een inlaatdruk van de vloeistofdruk van meer dan 1,05 bar
verkort de levensduur van de membranen.
3.
Zie bij Technische gegevens op pagina's 27 en 28 voor
de maximale aanzuighoogte en de vermindering van de
uitstroomsnelheid bij verschillende aanzuighoogten.

Vloeistofuitlaatleiding

Waarschuwing
Er moet een vloeistofafvoerventiel (J) in uw systeem zijn
aangebracht om de druk te ontlasten als de slang dicht zit.
Zie Fig. 2–3. Het afvoerventiel vermindert het risico op
ernstige verwonding, zoals door vloeistofspatten in de ogen
of op de huid, of verontreiniging met gevaarlijke vloeistof bij
het ontlasten van de druk. Plaats het ventiel dicht bij de
vloeistofuitlaat van de pomp.
1.
Gebruik elektrisch geleidende vloeistofslangen (N).
Afhankelijk van uw model, is de vloeistofuitlaat van de
pomp 3/8 bspt of 3/8 npt(f). Zie Fig. 4. Schroef de
slangfitting goed in de pompuitlaat.
2.
Installeer een vloeistofafvoerventiel (J) bij de
vloeistofuitlaat. Zie de Waarschuwing hierboven.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave