Problemen oplossen
Waarschuwing
Om het risico op ernstige verwonding te verminderen, zoals
door vloeistofspatten in de ogen of op de huid, moet u
steeds de Drukontlastingsprocedure op pagina 10
volgen.
PROBLEEM
De pomp wil niet lopen of maakt
één slag en stopt dan weer.
Pomp slaat af, hapert of houdt de
druk niet vast.
Overdadige luchtuitstroom uit de
uitlaatpoort.
Pomp werkt onregelmatig.
Er zitten luchtbellen in de vloeistof.
Vloeistof in uitstromende lucht.
Als de pomp afslaat, komt er veel
uitlaatlucht uit de pomp.
Er komt lucht naar buiten langs de
klemmen.
Pomp lekt lucht bij het luchtventiel.
De pomp lekt vloeistof uit de
kogelkleppen.
12 819.0374
OORZAAK
Het luchtventiel zit vast of is vuil.
Versleten of gebroken stuurschuif (22).
Gebroken of beschadigde veren (3, 6) en/of
ventielkap (5) en plaat (13).
Lekkende kogelkleppen of O–ringen (108).
Versleten kogelkleppen (301) of zitting (201).
Kogelklep (301) vastgelopen in de zitting (201).
Versleten luchtventielkap (5) of –plaat (13).
Versleten asafdichtingen (30}).
Verstopte aanzuigleiding.
Klevende of lekkende terugslagkleppen (301).
Het membraan (401) is gescheurd.
De aanzuigleiding is losgeraakt.
Het membraan (401) is gescheurd.
De spruitstukken (102) zijn los of de
O–ringen (108) zijn beschadigd.
Buitenste membraanplaten (103) zitten los.
Het membraan (401*) is gescheurd.
Buitenste membraanplaten (103) zitten los.
Versleten luchtventielkap (5) of –plaat (13).
Versleten asafdichtingen (31}).
Losse klemmen (111).
Schroeven (15) van het luchtventiel zijn los.
O–ring (19) van het luchtventiel is beschadigd.
De O–ringen (108) zijn versleten of
beschadigd.
1.
Ontlast de druk, voordat u enig onderdeel van het
systeem nakijkt of er onderhoud aan pleegt.
2.
Controleer eerst alle mogelijke oorzaken en problemen,
voordat u de pomp demonteert.
OPLOSSING
Draai de terugstelas (21).
Haal het luchtventiel uit elkaar en maak
deze schoon. Zie pagina's 15, 16.
Gebruik gefilterde lucht.
Vervang stuurschuif (22) en kogel (8).
Zie pagina's 15, 16.
Vervang deze onderdelen. Zie
pagina's 15, 16.
Vervang deze onderdelen. Zie pagina 17.
Vervang deze onderdelen. Zie pagina 17.
Vervang de kogel. Zie pagina 17.
Vervang deze onderdelen. Zie
pagina's 15, 16.
Vervang de afdichtingen. Zie pagina 18.
Inspecteer; maak vrij.
Reinig of vervang de kogels. Zie pagina
17.
Vervang het membraan. Zie pagina 18.
Draai aanzuigleiding vast.
Vervang het membraan. Zie pagina 18.
Draai de bouten (104) van het spruitstuk
of moeren (106);vervang de O–ringen
(108). Zie pagina 17.
Draai de platen aan. Zie pagina 18.
Vervang het membraan. Zie pagina 18.
Draai de platen aan. Zie pagina 18.
Vervang deze onderdelen. Zie
pagina's 15, 16.
Vervang de afdichtingen. Zie pagina 18.
Draai klemmoeren (113) aan.
Zie pagina 11.
Draai schroeven aan. Zie pagina 13.
Inspecteer; vervang de O–ring.
Zie pagina's 15, 16.
Inspecteer; vervang de O–ring.
Zie pagina 17.