Nu verschijnt de prompt Local>. Typ SET IP ADDRESS ipadres,
waar ipadres het IP-adres is dat u aan de afdrukserver wilt
toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk IP-adres u kunt
gebruiken). Bijvoorbeeld:
Local> SET IP ADDRESS 192.189.207.3
Stel het subnetmasker in door SET IP SUBNET subnetmasker te
typen, waar subnetmasker het subnetmasker is dat u aan de
afdrukserver wilt toewijzen (vraag uw netwerkbeheerder welk
subnetmasker u kunt gebruiken). Bijvoorbeeld:
Local> SET IP SUBNET 255.255.255.0
Als u geen subnetten gebruikt, moet u een van onderstaande
subnetmaskers gebruiken:
255.255.255.0
255.255.0.0
255.0.0.0
Het netwerktype kan worden aangeduid met de linkergroep cijfers in
uw IP-adres. De waarde van deze groep kan variëren van 192 t/m
255 voor klasse C netwerken (bijv. 192.189.207.3), 128 t/m 191 voor
klasse B netwerken (bijv. 128.10.1.30), en 1 t/m 127 voor klasse A
netwerken (bijv. 13.27.7.1).
Als u een gateway (router) gebruikt, voert u het adres daarvan in met
de opdracht SET IP ROUTER routeradres, waar routeradres
het IP-adres van de gateway is die u aan de afdrukserver wilt
toewijzen. Bijvoorbeeld:
Local> SET IP ROUTER 192.189.207.1
Typ SHOW IP om te controleren of u de juiste IP-informatie hebt
ingevoerd.
Typ EXIT of druk op CTR-D (m.a.w. houd de Ctrl-toets ingedrukt en
typ "D") om deze remote console sessie af te sluiten.
voor klasse C netwerken
voor klasse B netwerken
voor klasse A netwerken
TCP/IP CONFIGUREREN 12 - 13