Bepaalde implementaties van BOOTP-hostsoftware reageren alleen
op BOOTP-verzoeken als u in het configuratiebestand een download-
bestandsnaam hebt opgenomen; hiertoe maakt u gewoon een leeg
bestand op de host en specificeert u dit bestand en zijn pad in het
configuratiebestand.
Net als bij rarp, zal de afdrukserver zijn IP-adres bij de BOOTP-
server opvragen zodra de printer wordt opgestart.
Het IP-adres configureren met DEC NCP of
BRCONFIG
Als u een DEC- of Novell-netwerk gebruikt, dan beschikt u over een
aantal alternatieven voor het configureren van het IP-adres van
Brother-afdrukservers. U kunt dan namelijk de remote console-
functie gebruiken. Op VMS-systemen moet DECNET draaien,
anders kunt u de remote console niet gebruiken. De procedure voor
een DEC-netwerk is als volgt:
a. Maak verbinding met de remote console. Als u de remote console
gebruikt met VMS of LTRIX, moet u de circuit-ID kennen (QNA-0
voor Q-BUS-systemen, SVA-0 voor DEC-werkstations, UNA-0 voor
UNIBUS-systemen, BNA-0 voor BI-systemen en MNA-0 voor XMI-
systemen; u kunt de circuit-ID opvragen door de VMS NCP opdracht
SHOW KNOWN CIRCUITS uit te voeren) en ook het Ethernetadres
van de afdrukserver (dit staat op het etiket van de afdrukserver of op
de printerconfiguratiepagina).
Op een printer met een LCD-scherm: zet de printer off-line door op
de toets SEL te drukken, houd de toets SHIFT ingedrukt en druk op
de pijl OP totdat op het LCD-scherm van de printer PRINT CONFIG
wordt weergegeven, waarna u op SET drukt. De printer zal een
configuratiepagina afdrukken. Op het blad met de afdrukconfiguratie
staat alle informatie over de configuratie van de afdrukserver. Druk
nogmaals op SEL om de printer weer on-line te zetten.
Voor interne afdrukservers die zijn aangesloten op een Brother-
printer zonder LCD-scherm, verwijzen wij u naar de
gebruikershandleiding van de printer in kwestie voor nadere
informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.
12 - 10 TCP/IP CONFIGUREREN