CLIMATIC™ PARAMETERS
CLIMATIC™ PARAMETERS
CLIMATIC™ PARAMETERS
CLIMATIC™ PARAMETERS
CLIMATIC™ PARAMETERS
AAN - UIT
De unit staat aan als bij instelling 6 (C06) AAN wordt
weergegeven.
Via spanningsvrij contact kunt u met een commando op de
afstandsbediening de unit stopzetten.
Op KP12-uitbreidingskaart - zie hoofdstuk over BMS-
contactset.
Bij bepaalde uitvoeringen kan middels een CLIMATIC™-
systeemaandrijver een externe functie bediend worden
(optie: Cliënt).
De Cliëntoptie staat AAN indien instelling 7 (C07) AANstaat.
DEFINITIE VAN TIJDPARAMETERS
Met de CLIMATIC™ kunt u per dag 5 bedrijfszones instellen
naast de passieve zone voor het weekend.
Activering van een periode gaat als volgt:
- automatisch door de CLIMATIC™, indien u deze
tijdparameters per periode heeft gedefinieerd
- handmatig ingesteld op de controller (instructies 02/
03 en 04 voor KP02).
- ingesteld met de BMS-contactset (zie dit hoofdstuk).
- ingesteld middels de computeraansluiting.
0
1
2
3
Vrijdag 22 uur
Met de KP07:
- Ga direct naar het scherm waarop de periode kan
worden gewijzigd, voer de parameters als hieronder
beschreven op het scherm in (zie schermindeling in
hoofdstuk over KP07).
Pagina 86 - IGO / Rooftop Smart en Linéa™ Serie
4
5
6
7
8
9
10
De vijf beschikbare tijdperiodes zijn:
WEEKEND
NACHT
OCHTEND
MIDDAG
AVOND
Indien geen van deze periodes actief is, geldt als periode:
DAG
Een speciale periode:
BMS wordt geactiveerd indien de unit op een
computernetwerk aangesloten is.
11
12
13
14
15
16
Met de KP02:
- U moet voor de in te stellen periode eerst de instructie
08 definiëren. Voer onderstaande informatie in en keer
terug naar de 08 instructie voor de volgende periode.
17
18
19
20
21
22
Maandag 8 uur
23
24
Afbeelding 78