INGEBRUIKS
INGEBRUIKS
INGEBRUIKSTELLING
INGEBRUIKS
INGEBRUIKS
TELLING
TELLING
TELLING
TELLING
Deze werkzaamheden dienen uitsluitend te worden
uitgevoerd door een opgeleide koelmonteur.
Voor aansluiting op netspanning
- Verifieer of de stroomvoorziening tussen het gebouw en
de unit voldoet aan de plaatselijke verordeningen en dat
de kabel voldoet aan de opstart- en bedrijfsvoorwaarden.
- Verifieer of de elektrische aansluitingen op het
bedieningspaneel en de motoren in orde zijn.
- Verifieer of de aandrijfmotoren goed vastzitten.
- Verifieer of de instelbare takelblokken vastzitten en of
de snaar met de juiste transmissie is gespannen .
- Controleer aan de hand van het elektrische
bedradingschema de conformiteit van de elektrische
beveiligingen (instellingen stroomonderbreker,
aanwezigheid en nominale waarde van zekeringen).
Bevestig nu de manometers op het koelcircuit
Systeem inschakelen met de
scheidingsschakelaar
- Controleer de draairichting van de ventilatoren. Zie de
draaipijlen naast de batterijen of ventilatoren (NB: in
tegenstelling tot een batterij kan een ventilator niet in de
verkeerde richting draaien).
- De draairichting van de ventilator wordt na productie getest.
- Indien ze in de verkeerde richting draaien, ontkoppel dan
met de hoofdschakelaar in het gebouw de stroomtoevoer
naar de machine, verwissel twee fasen van de toevoer
naar de machine en probeer het nogmaals.
- Indien slechts één van de ventilatoren in de verkeerde
richting draait, schakel de stroom dan uit met de
scheidingsschakelaar van de unit uit en verwissel twee
van de aanvangfasen van het component op het
aansluitblok in het elektrische paneel.
Gebruik van CLIMATIC™
- Controleer of het voltage van de voeding overeenstemt
met de waarde op het typeplaatje. Doe dit met name
voor de toevoerventilatoren van het systeem.
- Indien de waarden op de ventilatoren niet kloppen, wijst
dit op een buitensporige luchtstroom die invloed heeft
op de thermodynamische werking. Zie ook de informatie
over "Luchtstroom balanceren".
Thermodynamische waarden op manometers en
veel voorkomende omgevingsomstandigheden
- Hier worden geen waarden vermeld. De waarden zijn
afhankelijk van de klimatologische omstandigheden in
en buiten het gebouw op het moment van werking. Een
ervaren koelmonteur ziet echter wanneer de machine
niet goed functioneert.
Veiligheidstest
- Detectietest "Clogged filter" (Verstopt filter): varieer de
ingestelde waarde (KP02, instelling 93) met betrekking
tot de variabele waarde van de luchtdruk (KP02,
variabele16). Kijk hoe de CLIMATIC™ reageert.
- Dezelfde procedure geldt voor detectie van "Missing
Filter" (Ontbrekende filter) (instelling 94) of "Air Flow
Detection" (Luchtstroomdetectie) (instelling 92).
- Controleer de rookdetectorfunctie (indien aanwezig) .
- Druk op de testknop om de Firestat te controleren (in-
dien aanwezig) .
- Koppel
de
stroomonderbrekers
condensorventilatoren
hogedrukonderbrekingspunten op verschillende
koelcircuits.
Omgekeerde draaitest
Met deze test kunt u op omkeerbare units controleren of de
van
de
los
en
controleer
de
4-wegskleppen omschakelen. Start de omgekeerde cyclus
met betrekking tot de instelgegevens van warm en koud
conform de klimaatomstandigheden op het moment van
testen (instelling 15 + 16).
Uw machine is nu operationeel.
U kunt nu verder gaan met instellen. Zie het hoofdstuk
"Functies".
Spanningsynchronisatie driefasen-
scrollcompressor
Driefasen- scrollcompressoren dienen in volgorde
gesynchroniseerd te worden zodat de compressor en
ventilator op de juiste wijze draaien en werken. De
fasebedrading van compressor en ventilator heeft in de
fabriek plaatsgevonden. Stroomdraden zijn als volgt
gecodeerd: draad 1-rood, draad 2-geel, draad 3-blauw.
- Let tijdens start op aanzuig- en uitlaatdruk en draaien
ventilator.
- Aanzuigdruk moet dalen, uitlaatdruk moet stijgen, en
ventilator moet in aangegeven richting draaien. Indien
niet op drukdifferentiaal is gelet of ventilator niet goed
draait:
- Schakel stroomvoorziening op afstand uit.
- Verwissel twee willekeurige draden die op locatie op de
hoofdschakelaar zijn aangesloten.
- Zet ze goed vast. Nu moeten uitlaat- en aanzuigdruk
conform de normale startwaarden functioneren.
Koelmiddel vullen
WAARSCHUWING: Overschrijd nooit de vulcapaciteit als
vermeld op typeplaatje.
Deze unit is in de fabriek gevuld en hoeft niet bijgevuld te
worden. Indien het systeem gevuld moet worden, verwijder
dan het koelmiddel, pomp het systeem leeg en vul het
systeem met de hoeveelheid koelmiddel als vermeld op het
typeplaatje.
NB: Het wordt afgeraden het systeem bij een temperatuur
onder 15°C te vullen. Bij temperaturen onder 15°C dient u
het systeem op gewicht bij te vullen.
Compressorfuncties
Zie bedradingschema van unit voor functies per unit.
Hogedrukschakelaar
Het compressorcircuit wordt beveiligd met een
hogedrukschakelaar die opent op 28,25 bar + 07, bar.
Lagedrukschakelaar
Het compressorcircuit wordt beveiligd met een
lagedrukschakelaar. De schakelaar slaat af bij 1,72 bar en
wordt automatisch teruggezet op 3,79 bar.
Carterverhitter
De compressoren zijn voorzien van compressorolieverhitters
die 24 uur voor de start van de compressoren aan moeten
staan. Zodra de stroom is aangesloten en de
hoofdschakelaar aangezet wordt, staan de verhitters onder
stroom.
Vorst/Sensorbeveiliging
Schakelt de stroom van de compressoren uit wanneer de
temperatuur van de verdamperpomp onder de ingestelde
waarde komt, zodat de verdamper niet bevriest; schakelt
de stroom weer in wanneer de temperatuur van de
verdamperpomp de tweede ingestelde waarde bereikt.
NB: Zie voor de instelwaarden de informatie over de
CLIMATIC™.
IGO / Rooftop Smart en Linéa™ Serie - Pagina 29