9. Stel de grootte van de zekering in met knop (R24).
Controleer de waarde in menu 8.3.1.
10. Stel het maximale vermogen voor de elektrische bijver-
warming in met knop (R25). Controleer de waarde in
menu 8.3.2.
11. Selecteer de gewenste helling voor de stooklijn in
menu 2.1.2 en stel de parallelle verschuiving in met
de knop. Zie ook hoofdstuk Standaardinstelling op
pagina 8.
12. Controleer of de warmtapwatertemperatuur in menu
1.0 hoger is dan 25 °C.
13. Als punt 11 is uitgevoerd, selecteert u bedrijfsstand
"Auto".
De warmtepomp start na 30 minuten.
Instellen van systeemdebiet verwarming
1. Zorg ervoor dat de warmtepomp verwarming gene-
reert voor het afgiftesysteem.
2. Selecteer "Aan" in menu 9.6.2.
3. Selecteer "50" in menu 9.6.1.
4. Controleer de aanvoer- en retourleidingtemperaturen
in menu 2.5. Stel het toerental van de circulatiepomp
in menu 2.1.5 zo in dat het verschil tussen deze tem-
peraturen conform de onderstaande grafiek is.
5. Selecteer "Uit" in menu 9.6.2.
Δ T (°C)
12
10
8
6
4
2
0
-15
-10
-5
0
Instellen van systeemdebiet koeling
Een temperatuurverschil van dt=7 K wordt in de meeste
gevallen aanbevolen. Om dit te bereiken, kan de volgende
instelling worden geselecteerd:
Gedimensioneerd koelvermo-
gen Qc
Menu 2.2.5
De tabel geeft het aanbevolen vermogen aan, afhankelijk
van het gedimensioneerde koelvermogen. Ga naar menu
2.2.5 voor een nadere afstelling van de pompsnelheid.
Het resultaat moet worden gecontroleerd en indien nodig
nader worden aangepast.
Inbedrijfstelling van de HBS 16 zonder AMS 10-
16 aangesloten
1. Controleer of de maximaalthermostaat (FD1) niet is
uitgeschakeld.
2. Schakel de werkschakelaar in en controleer of de au-
tomatische zekering (FA1) in HBS 16 is ingeschakeld.
3. Stel schakelaar (SF1) in op "1".
5
10
15
20
Utomhustemperatur (°C)
kW
7
9
11
%
60
60
70
4. Selecteer bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" door
de bedrijfsstandknop gedurende 7 seconden ingedrukt
te houden.
5. Stel de datum en tijd in 7.1 en 7.2 in.
6. Selecteer "Service" in menu 8.1.1.
7. Selecteer type bijverwarming in menu 9.2.8.
8. Stel de grootte van de zekering in met knop (R24).
Controleer de waarde in menu 8.3.1.
9. Stel het maximale vermogen voor de elektrische bijver-
warming in met knop (R25). Controleer de waarde in
menu 8.3.2.
10. Selecteer de gewenste helling voor de stooklijn in
menu 2.1.2 en stel de parallelle verschuiving in met
de knop. Zie ook hoofdstuk Standaardinstelling op
pagina 8.
Controleren van externe bijverwarming met
intern verwarmingselement geblokkeerd.
1. Selecteer "Ext. 1 stap" in menu 9.2.8.
2. Selecteer bedrijfsstand "Alleen bijverwarming" door
de bedrijfsstandknop gedurende 7 seconden ingedrukt
te houden.
3. Zorg ervoor dat de maximale temperatuur vanuit de
bijverwarming niet hoger wordt dan 65 °C.
4. Selecteer bedrijfsstand "Auto" door de bedrijfsstand-
knop in te drukken.
Controleren van externe bijverwarming (niet
geregeld door de HBS 16) met intern verwar-
mingselement als back-up
1. Stel de starttemperatuur van de bijverwarming zo af
dat deze start bij een hogere temperatuur dan de in-
terne elektrische bijverwarming (zie instelwaarde in
menu 1.2).
2. Stel de stoptemperatuur van de bijverwarming zo af
dat de temperatuur in de HBS 16 niet hoger wordt
dan 65 °C.
25
Inspectie van de installatie
Volgens de geldende voorschriften moet de verwarmings-
installatie aan een controle worden onderworpen voordat
deze in gebruik wordt genomen. Deze controle mag alleen
door daartoe bevoegde personen worden uitgevoerd en
dient te worden gedocumenteerd. Gebruik de checklijst
13
op de volgende pagina. Het bovenvermelde geldt voor
gesloten afgiftesystemen.
90
Onderdelen van het split-systeem mogen niet worden
vervangen zonder nieuwe controles uit te voeren.
NIBE™ SPLIT
Voor de installateur
Inbedrijfstelling en inspectie
39