DRAADSPANNING, 650
Gebruik de aanbevolen bovendraadspanninginstelling
die op het grafi sch display wordt gegeven. Voor speciale
garens, stoffen en/of technieken kan het zijn dat u de
bovendraadspanning moet aanpassen. Om de spanning in te
stellen draait u aan de genummerde spanningsknop. Hoe hoger
het nummer hoe hoger de spanning.
Gewoonlijk is de bovendraadspanning 4-6. Bij het naaien van
knoopsgaten en decoratieve steken, stelt u de draadspanning
in rond de 3. Bij doorstikken met dik garen in dikke stof,
verhoogt u de spanning tot 7-9. Op het Grafi sche display
wordt altijd een aanbeveling voor de draadspanning gegeven
voor de geselecteerde steek en stof.
Voer enkele tests uit op een proefl apje van de stof die u gaat
gebruiken en controleer de spanning.
AUTOMATISCHE DRAADSPANNING, 670
Het model 670 stelt automatisch de beste draadspanning in
voor de geselecteerde steek en stof. De draadspanning kan
worden aangepast voor speciale garens, technieken of stof.
Druk op + om de draadspanning te verhogen en op - om deze
te verlagen.
Juiste en onjuiste draadspanning
Naai een paar rechte voorbeeldsteken met verschillende
instellingen om te zien wat de juiste draadspanning is.
1. Begin met een spanning die te laag is, bijvoorbeeld
ingesteld op het laagste nummer. De spoeldraad ligt recht
en de bovendraad wordt naar de onderkant van de stof
getrokken.
2. Als u de spanning op het hoogste nummer zet, is de
spoeldraad zichtbaar op de bovenkant van de stof. De naad
kan trekken en de bovendraad kan breken.
3. De juiste draadspanning is ingesteld wanneer de draden
tussen de beide stofl agen in elkaar grijpen, of - bij
decoratieve steken - aan de onderkant.
BEGINNEN MET NAAIEN
Er is standaard een rechte steek geselecteerd wanneer u de machine inschakelt. Selecteer voordat u begint te naaien uw
stofkwaliteit in de Exclusieve SEWING ADVISOR™ functie en stel uw machine in volgens de aanbevelingen op het Grafi sche
display/touchscreen (pagina 46).
Om met naaien te beginnen, legt u de boven- en onderdraad onder de naaivoet, naar de achterkant toe. Voor de beste resultaten
als u begint aan de rand van de stof, legt u een vinger op de draden om ze op hun plaats te houden wanneer u begint.
Leg de stof onder de naaivoet. Breng de naaivoet omlaag en duw het voetpedaal in om te naaien. Geleid de stof voorzichtig
met uw handen wanneer de machine de stof transporteert.
Zie pagina 26 (650)/35 (670) ter referentie over het selecteren van een andere steek of over het gebruik van de Exclusieve
SEWING ADVISOR™ functie (zie pagina 46).
20 – Voorbereidingen
1
2
3