Weer-
Betekenis
gave
P.0
Testprogramma voor het ontluchten van CV-circuit,
gasketel en evt. boiler:
Het toestel treedt niet in werking. De ketelcircuitpomp
loopt intermitterend. Het testprogramma loopt ca. 6,5
minuten.
Wordt de toets "i" nog een keer ingedrukt, dan wordt
alleen het boilerlaadcircuit ontlucht.
P.1
Testprogramma waarbij het toestel na een succesvolle
ontsteking in vollastfunctie gaat werken.
Testprogramma waarbij het toestel na een succesvolle
P.2
ontsteking met een minimaal gasvolume gaat werken.
Testfunctie voor de veiligheidstemperatuurbegrenzer:
de brander wordt met maximaal vermogen ingescha-
keld, de temperatuurregelaar wordt uitgeschakeld
P.5
zodat de brander verwarmt tot de veiligheidstempera-
tuurbegrenzer door het bereiken van de temperatuur
van de veiligheidstemperatuurbegrenzer geactiveerd
wordt.
7.2 Testprogramma's
7.5
Pompmodi
7.5.1
Modus "doorlopend" ("comfortmodus")
De activering gebeurt via diagnoseparameter d.18 door de
instelling "1" te kiezen.
De pomp loopt als
– de kamerthermostaat via klem 3-4-5 warmte aanvraagt
en
– de kamerthermostaat of inbouwthermostaat via de klem
7-8-9 een gewenste waarde van de aanvoertemperatuur
groter dan 30 °C of via eBUS groter dan 20 °C aangeeft
en
– de CV-ketel zich in wintermodus bevindt (potentiometer
niet op linkse aanslag) en
– de contactthermostaat gesloten is.
De pomp wordt uitgeschakeld als
– een van de hierboven genoemde voorwaarden niet meer
vervuld is en
– de pompnalooptijd verstreken is.
De branderwachttijd heeft geen invloed op de pomp.
Valt een van de voorwaarden tijdens de nalooptijd weg, dan
wordt deze toch beëindigd.
7.5.2 Modus "intermitterend" ("ecomodus")
Als alternatief voor de modus "doorlopende pomp" is het
mogelijk om de werkwijze van een "intermitterende pomp"
in te stellen (d.18 = "3"). Deze maakt een besparing van
elektrische energie voor de pomp mogelijk.
Installatie- en onderhoudshandleiding ThermoSystem HR TS 0020149566_01
Aanpassen aan de CV-installatie
De pomp wordt na het branderbedrijf en 5 min. naloop uit-
geschakeld en binnen telkens 30 min. een keer gedurende
minstens 5 min. ingeschakeld om de energie van het ver-
warmingswater volledig te benutten.
Als de retourtemperatuur van het verwarmingswater snel
daalt, dan loopt de pomp (binnen 30 min.) langer dan de
minimale looptijd van vijf minuten.
De modus "Intermitterend" kan altijd door de branderstart
onderbroken worden en de pomp loopt in het normale CV-
bedrijf.
7.6
Wachttijd en CV-deellast
De maximale branderwachttijd voor CV-functie kan onder
d.2 worden ingesteld, de CV-deellast onder d.0 en de mini-
male last voor boilerlading onder d.77 (¬ tab. 9.2).
7.7
Aanloopgedrag
Bij een warmtevraag gaat de HR-gasketel gedurende ca. 15
sec. in de status „S.2" (pomp voorloop), daarna wordt de
ventilator gestart („S.3").
Na schakelen van de luchtdrukschakelaar en bereiken van
het starttoerental wordt de gasklep geopend en de brander
gestart (status „S.4").
De HR-gasketel loopt nu 60 sec. met minimaal vermogen en
wordt daarna afhankelijk van de afwijking van de gewenste
waarde van de berekende gewenste toerentalwaarde inge-
steld.
7
31