6.4.2 CO
-gehalte controleren
2
De meetopening voor de CO
gasbuis worden gemaakt.
Opgelet!
b
Gevaar voor verkeerde metingen door
binnenstromende secundaire lucht!
De resultaten van de CO
vervalst worden als tijdens de meting
nevenlucht door de testopening dringt.
> Dicht de testopening van de meetsonden
tijdens de meting goed af.
Opgelet!
b
Gevaar voor foute metingen door teveel
trek!
De resultaten van de CO
vervalst worden als tijdens de meting de
maximale trek 20 Pa overschrijdt.
> Verwijder indien nodig het deksel van de
inspectieopening in het voorhanden
rookgastraject en breng deze na de
meting opnieuw aan.
Opgelet!
b
Gevaar voor foute metingen door foute
meettoestellen!
Actuele meettoestellen werken volgens de
O
-methode en rekenen om naar het CO
2
gehalte. Een directe CO
oudere meettoestellen mogelijk, kan tot meet-
fouten leiden, omdat de aardgassen afhanke-
lijk van de vindplaats CO
> Gebruik alleen actuele meettoestellen
volgens de O
i
Aanwijzing bij de testprogramma's:
na 15 minuten wordt de test-modus automatisch
verlaten. Als u de meting in dit tijdsbestek nog
niet heeft voltooid, moet de test-modus opnieuw
worden geactiveerd.
1. Controle bij nominale belasting
> Start het testprogramma „P1" voor nominaal vermogen.
i
Aanwijzingen voor de bediening van de testpro-
gramma's vindt u in het ¬ hfdst. 7.4.
Installatie- en onderhoudshandleiding ThermoSystem HR TS 0020149566_01
-meting moet zelf in de rook-
2
-metingen kunnen
2
-metingen kunnen
2
-meting, zoals bij
2
bevatten.
2
.
-methode
2
Toestel in gebruik nemen
> Meet het CO
2
TS /3
G20 20 mbar
G25 25 mbar
6.4 Gewenste CO
aardgas
Als de meetwaarde met de tabelwaarde overeenkomt, is
geen verdere instelling noodzakelijk. Ligt het gemeten CO
gehalte buiten dit bereik, dan is de instelling van de bran-
der-ventilator-module noodzakelijk.
2. Controle bij minimale last
> Start het testprogramma „P2" voor minimale last (zoals
hierboven beschreven).
> Meet het CO
2
Als de meetwaarde met de tabelwaarde (¬ Tab. 6.4) over-
eenkomt, is geen verdere instelling noodzakelijk. Ligt het
gemeten CO
-gehalte buiten dit bereik, dan is de instelling
2
van de brander-ventilator-module noodzakelijk.
Om de controle te beëindigen, gaat u als volgt te werk:
> Stel de HR-gasketel buiten werking.
> Sluit de meetopeningen en drukmeetnippels af.
> Controleer deze op lekkages.
-
2
6.4.3 CO
-gehalte instellen
2
Instelling brander-ventilator-module
De gasinstelling moet in de vermelde volgorde worden uit-
gevoerd. De brander-ventilator-module is in de fabriek op
de gassoort aardgas (G20) ingesteld.
i
Na 15 minuten wordt de test-modus automatisch
verlaten. Als u de meting in dit tijdsbestek nog
niet heeft voltooid, moet de test-modus opnieuw
worden geactiveerd.
i
De maximale trek mag niet hoger zijn dan 20 Pa,
omdat anders de resultaten van de
CO2-meting kunnen worden vervalst. Indien
nodig kunt u tijdens de meting het deksel van de
inspectie-opening in het rookgastraject op de
standplaats verwijderen en na de meting weer
aanbrengen.
CO
instelling bij nominale last
2
De gasinstelling voor de nominale belasting geschiedt m.b.v.
een inbussleutel 3 mm via de gasdoorstromingsschroef (1)
van het gasblok.
-gehalte in de rookgassen.
% CO
bij nominale
% CO
2
last
last
9,3 ± 0,2
9,0 ± 0,2
-waarden voor nominale en minimale last
2
-gehalte in de rookgassen.
6
bij minimale
2
-
2
25