Servicehandboek
6.2
Aquasensor
De infrarood-lichtdiode en de fotodiode bevinden zich tegen-
over elkaar in een U-vormige lichtdoorlatende behuizing op
een printplaat. De infrarooddiode zendt haar infrarood licht
door het tussen de U stromende water naar de lichtgevoelige
basis van de fotodiode, die dan geleidend wordt.
Vanaf een bepaalde troebelheid van het water is het licht van
de infrarooddiode niet meer voldoende om de fotodiode door
te schakelen.
Het ontbrekende spanningssignaal wordt door de microcom-
puter herkend. Naargelang van het programma wordt na het
voorspoelen het water gewisseld of ook de reinigingstempe-
ratuur gewijzigd.
Als de troebelheidswaarde niet wordt bereikt, blijft het water
in de spoelkuip voor het reinigen. In elke programmafase
waarin de Aquasensor actief is, wordt hij ook gekalibreerd.
Als een kalibrering niet met succes kan worden uitgevoerd,
wordt een vastgelegd programma afgewerkt en een fout in
de module geregistreerd.
6.3
Aqua-Stop-systeem
Het ventielsysteem bestaat uit twee in serie geplaatste mag-
neetkleppen, de vulklep en de veiligheidsklep, die elektrisch
parallel worden aangestuurd. De activering van de veiligheids-
functie kan door de veiligheidsniveaukamer of elektrisch door
de vlotter in de bodemkuip gebeuren. De waterstroom wordt
dan mechanisch gestopt. Aan de waterkraan wordt een elektri-
sche magneetklep, die zich in een behuizing bevindt, bevestigd.
Van de klep wordt de watertoevoerslang naar de geïntegreerde
waterinlaat, de elektrische stuurleiding voor de magneetklep
door een aan de klepbehuizing bevestigde lekwaterslang in de
machineruimte met de bodemkuip geleid.
Technische gegevens:
Nominale spanning
Frequentie
Weerstand
Debiet
Waterdruk
Uitsluitend voor intern gebruik
230-240 V
50 Hz
2 kΩ
2,75 l/min
0,5 - 10 bar
A* =
fotodiode
B
=
infrarooddiode
C
=
afwaswater
A = magneetkleppen
B = stuurleiding
C = toevoerslang
D = lekwaterslang
47