Servicehandboek
5.9
Coderingsaanwijzing voor elektronica met W-besturing
Na het vervangen van de standaard ingezette elektronische besturingen moet de besturing weer met de
apparaatprogramma's (zie tabel) worden gecodeerd.
Noot: Bij modellen met 3 programma's/toetsen moet de besturing vóór het inbouwen in de
bedieningspaneelkast worden geprogrammeerd.
1.
Oproepen:
De toetsen S1, S2, S3 en S4 gelijktijdig indrukken, ingedrukt houden en op de hoofdschakelaar
drukken. Zolang de toetsen S1 tot S4 ingedrukt blijven, knipperen de LED's L1 tot L4.
De actuele kodering wordt na het loslaten van de toetsen S1 tot S4 met de LED's L1, L2 en L3
binair gecodeerd aangetoond (zie codetabel).
2.
Variant instellen:
Met de toets S2 kunnen de verschillende coderingen voor de programmasymbolen (zie tabel) wor-
den ingesteld.
Met elke druk op de toets S2 wordt de nieuwe codering bewaard.
3.
Codering bewaren:
Door het uitschakelen van het apparaat wordt de nieuwe codering bewaard.
Codetabel:
Codering
S1
0
Normaal 65°
1
Normaal 65°
2
Normaal 65°
3
Intensief 70°
4
Normaal 65°
5
Intensief 70°
6
Intensief 70°
7
LED uit = 0
Programmasymbolen
Intensief 70°
Normaal 65°
Uitsluitend voor intern gebruik
S2
S3
ECO 50°
Voorspoelen
ECO 50°
Voorspoelen
ECO 50°
Snel
Normaal 65°
ECO 50°
ECO 50°
Soft
Normaal 65°
ECO 50°
Normaal 65°
ECO 50°
LED brandt = X
ECO 50°
Snel 35°
S4
S5
Voorspoelen
Snel
Voorspoelen
Snel
Voorspoelen
Soft
Snel
Soft
Voorspoelen
Soft 40°
Voorspoelen
41
(IGV 449.2)
LED 1
LED 2
LED 3
0
0
0
X
0
0
0
X
0
X
X
0
0
0
X
X
0
X
0
X
X
X
X
X