5.12.1 Configureren van het waarschuwingsrelais
Het waarschuwingsrelais wordt geactiveerd wanneer een alarm is geconstateerd en actief blijft todat deze wordt bevestigd
(verzamelfoutrelais).
1. HOOFDMENU > BASISINSTELLING > [OK].
2. RELAIS > [OK].
3. Servicecode > [OK].
4. WAARSCH. RELAIS > [OK].
FAIL-SAFE
AAN (N.C.)
UIT (N.O.)
De fabrieksinstelling voor de galvanisch gescheiden uitgang van het waarschuwingsrelais is UIT (N.O.)
5. UIT (N.O.) (of AAN (N.C.)) > [OK] > [Esc].
Wanneer u UIT selecteert (N.O.), dan is de instelling voor de galvanisch gescheiden uitgang van het waarschuwingsrelais
"normaal geopend".
Wanneer u AAN (N.C.) selecteert, dan is de instelling voor de galvanisch gescheiden uitgang van het waarschuwingsrelais
"normaal gesloten", en wanneer er een onderbreking is in de voedingspanning signaleert het relais een fout
(fail-safe).
6. Druk op [Esc].
5.12.2 Configureren van het alarmrelais
Hier stelt u de galvanisch gescheiden uitgang voor het verzamel waarschuwingsrelais in:
1. HOOFDMENU > BASISINSTELLING > [OK].
2. RELAIS > [OK].
3. Voer het servicewachtwoord in > [OK].
4. ALARMRELAIS > [OK].
FAIL-SAFE
AAN (N.C.)
UIT (N.O.)
De fabrieksinstelling is UIT (N.O. = normaal geopend).
5. UIT (N.O.) (of AAN (N.C.)) > [OK] > [Esc].
Wanneer u UIT kiest (N.O.), is de instelling "normaal geopend".
Wanneer u AAN kiest (N.C.) dan is de instelling "normaal gesloten", en wanneer er een storing in de voedingspanning optreedt
dan signaleert het relais een fout (fail-safe).
5.12.3 Instellen van de alarmwaarden
Zie afb. 24.
1. HOOFDMENU > ALARM > [OK].
ALARM
ALARMWAARDE 1 ClO
2
DOSEERTIJDBEW.
2. ALARMWAARDEN ClO
2
ALARMWAARDE 1 ClO
2
ALARM: AAN
ALARM: UIT
De fabrieksinstelling is ALARM: UIT.
> [OK].
60 / 148