Voorloop, naloop en zone–instelling aanpassen
Afzonderlijke pistolen uitschakelen
E 2003 Nordson Corporation
Zie afbeelding 6-7.
Het hangt van de ingestelde voorloop en naloop af wanneer het pistool aan
en uit gaat, in samenhang met de positie van het werkstuk. Voorloop– en
naloopwaarden kunnen positief, negatief of nul zijn, of elke mogelijke
combinatie hiervan.
OPMERKING: Aanpassingen aan de voorloop– en naloopinstelling zijn niet
van invloed op het werkstuk dat al voor de zonefotocellen passeert of al
wordt gespoten. De wijziging gaat pas in voor het eerstvolgende werkstuk
dat de cabine binnenkomt.
S
Positieve instellingen verlengen het verspuiten van poeder: een
positieve voorloop triggert het pistool aan VOORDAT de voorrand
passeert; een positieve naloop triggert het pistool uit NADAT de
achterrand passeert.
S
Negatieve instellingen bekorten het verspuiten van poeder: een
negatieve voorloop triggert het pistool aan NADAT de voorrand
passeert; een negatieve naloop triggert het pistool uit VOORDAT de
achterrand passeert.
S
Instellingen op nul triggeren het pistool aan op de voorrand en uit op de
achterrand.
OPMERKING: Zie onder Voorloop– en nalooptriggering in het hoofdstuk
Beschrijving in deze handleiding voor een meer uitgebreide toelichting over
deze functie.
De Zone–instelling wijst een spuitpistool toe aan een zonefotocel. Zodra
een fotocel een werkstuk detecteert, worden de eraan toegewezen pistolen
getriggerd. Als de zone–instelling nul of ongeldig is, wordt het pistool niet
getriggerd.
LET OP: Wijzig zonetoewijzingen nooit terwijl werkstukken door de cabine
bewegen. De werking wordt zo mogelijk foutief.
1
3
Afb. 6-9
Voorloop, naloop en zonetoewijzing wijzigen – het scherm
Pistoolbesturing
1. Voorloopveld
2. Naloopveld
Om een of meerdere pistolen uit te schakelen terwijl de overige
doorspuiten, raakt u de toetsen Pistool voor de betreffende pistolen aan en
wijzigt u hun werkingsmodus in Handmatig of Uit. Zie onder Wijzigen van
pistooltriggermodus/Handmatig triggeren op pagina 6-l0.
Om alle uitgeschakelde pistolen weer snel in werking te stellen, raakt u de
toets/indicator Triggermodus bovenaan het Hoofdscherm aan, waarna u
de modustoets Auto aanraakt. Zie onder Globale triggermodus instellen op
pagina 6-4.
Gebruik
2
3. Zoneveld
P/N 397216A
6-11