Starten van de motor
LET OP
Zie pagina 7-5 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-
ne in gebruik wordt genomen.
Het startblokkeringssysteem staat starten
alleen toe als de zijstandaard omhoog is ge-
klapt. (Zie pagina 5-29.)
1. Nader de machine met de Smart-sleu-
tel ingeschakeld.
2. Druk op de schakelaar "ON/
1. Schakelaar "ON/
Na verificatie van de Smart-sleutel
klinkt de zoemer twee keer en worden
de middenbok en het stuurslot ont-
grendeld (als deze vergrendeld wa-
ren).
Alle
waarschuwingslampjes moeten kort
gaan branden en dan uitgaan.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als de machinevoeding
wordt ingeschakeld en weer uitgaan
zodra met een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) of hoger wordt gereden.
LET OP
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, zie dan pagina 5-2 voor een
controle van het circuit van het betref-
fende waarschuwings- of controlelamp-
je.
Gebruik en belangrijke rij-informatie
DAU77082
DCA10251
".
1
"
controle-
en
DCA22510
3. Draai het gas volledig dicht.
4. Start de motor door op de schakelaar
"ON/
" te drukken terwijl de voor- of
achterrem wordt bekrachtigd.
Als de motor niet binnen 5 seconden
start nadat op de schakelaar "ON/
is gedrukt, wacht dan 10 seconden al-
vorens opnieuw op de schakelaar te
drukken zodat de accuspanning kan
worden hersteld.
LET OP
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
7-2
1
"
2
3
DCA11043
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14