1 Voorbereiding
•
Lasapparaat uitschakelen.
•
Gaskop losschroeven van de lastoorts.
•
Lasdraad aan de stroomkop kort afknippen.
•
Lasdraad aan het draadtoevoerapparaat een stuk (ong. 50 mm) terugtrekken. Nu is er geen lasdraad
aanwezig in de stroomknop.
2 Configuratie
•
Drukknop "Verloopparameter" indrukken en gelijktijdig het lasapparaat inschakelen. Drukknop
"Verloopparameter" loslaten.
•
Nu kunt u met de knop "Verloopparameter" de desbetreffende parameter selecteren. Parameter rL1
moet bij alle apparaatcombinaties worden afgesteld. Bij lassystemen met een tweede stroomkring, als
bijv. twee draadtoevoerapparaten op een stroombron worden gebruikt, moet een tweede afstelling met
parameter rL2 worden uitgevoerd.
3 Afstelling/meting
•
De lastoorts met de stroomkop onder lichte druk tegen een schone, gereinigde plek van het werkstuk
zetten en toortsknop gedurende ong. 2 sec. indrukken. Er stroomt kortstondig een kortsluitingsstroom
waarmee de nieuwe leidingsweerstand wordt bepaald en weergegeven. De waarde kan tussen de
0 mΩ en 40 mΩ liggen. De nieuwe ingestelde waarde wordt onmiddellijk opgeslagen en vereist geen
verdere bevestiging. Wordt er in de rechter weergave geen waarde weergegeven dan is de meting
mislukt. De meting moet worden herhaald.
4 Lasgereedheid herstellen
•
Lasapparaat uitschakelen.
•
Gaskop vastschroeven op de lastoorts.
•
Lasapparaat inschakelen.
•
Lasdraad opnieuw invoeren.
099-005313-EW505
02.09.2015
Opbouw en functie
Configuratiemenu voor apparatuur
69