3
Installatie en bedrijf met Autosetup
3
Installatie en bedrijf met Autosetup
3.1
Installatievoorschriften
Montage
Stekerbezetting
6
Het apparaat kan direct in de schakelkast worden gemonteerd met de reeds voorge-
monteerde draagrailbevestiging, óf door gebruik te maken van de vier geïntegreerde be-
vestigingsgaten in de achterwand van de behuizing. In het laatste geval moeten daar-
voor de twee bevestigingsschroeven van de draagrailbevestiging worden verwijderd. De
ruimtelijke indeling m.b.t. de naastgelegen apparatuur (bijv. MOVITRAC
cipe vrij. Wel moet rekening gehouden worden met de maximale kabellengte en het feit
dat de veldbus-interface aan het eind of aan het begin van de systeembus (SBus) geïn-
stalleerd moet zijn. Het verdient aanbeveling om hiermee rekening te houden bij de in-
deling.
Bij toepassing van de draagrailbevestiging, in combinatie met SBus-leidinglengten van
meer dan 1 m, moet een extra hoogfrequente aarding van de UFI11A worden aange-
bracht.
De aansluiting van de veldbus-interface UFI11A op het INTERBUS-netwerk vindt plaats
met een 9-polige Sub-D-steker voor de aankomende remotebus en met een 9-polige
Sub-D-steker voor de afgaande remotebus overeenkomstig EN 50170.
Afbeelding 3: Bezetting van de 9-polige Sub-D-steker X3 volgens EN 50170 ([1] = 9-polige Sub-
D-steker; [2] = getwiste signaalleidingen; [3] = geleidende verbinding tussen steker-
behuizing en afscherming)
Handboek – Veldbus-interface INTERBUS UFI11A
®
07) is in prin-
05406AXX